Zelf solliciteren

Waar voorheen iedere dag de Volkskrant werd gespeld, kwam nu ineens ook De Telegraaf in huis. Want dat nieuwe leven moest vorm gaan krijgen. Weg, weg, weg. Misschien ook wel verhuizen, helemaal iets nieuws, weg van die vent bij zijn tuinhekje. Weg van zijn vader, weg van “de zaak” die daarvoor korte tijd zijn leven had gedomineerd. Hij had er zelfs in het magazijn geslapen. Want zijn vader had voortdurend gezegd dat hij er altijd bij moest zijn “omdat het anders binnen ja en nee naar de kloten zou gaan”.

“Als je even een kleine boodschap gaat doen, dan kost je dat een joet en als je moet schijten dan kost je dat al gauw een geeltje.” Wijze lessen van zijn vader, te pas en te onpas. Daarmee was Arthur opgevoed en opgegroeid: je kon niemand vertrouwen en als je even je rug liet zien, dan dreigde er gevaar en kostte dat geld.

Maar nu moest hij wat anders, niet uit eigen wil maar gedwongen door een stoephoer, de plastische benaming die iedere keer kwam bovendrijven als hij zo zat te mijmeren. Terug in de journalistiek? Hij was er met opgetrokken neus uit vertrokken nadat ze hem zelf hadden verpest. Je moet niet gaan klappen voor een leerling-journalist. Hij was twee jaar geleden nog te jong, voor Het Parool te onervaren, voor Voetbal International een goede tweede en van Ouders van Nu had hij überhaupt nooit meer wat gehoord, zelf niet nadat hij desgevraagd een verzoek tot vergoeding van reiskosten had ingediend. En dan de Typhoon in Alkmaar. “U komt uit het Gooi, en hier zit u in een vuurrood gebied. Arbeiders in doorzonwoningen, in plaats van televisiesterren in villa’s met rieten kappen. Heeft u wel voldoende stilgestaan bij die verandering?” Wat werd er toch allemaal bijgehaald? Een beetje dagbladjournalist onderzoekt, analyseert, luistert en schrijft. Als het goed is. Hij kan dat doen in Hilversum, in Alkmaar en in New York. Mensen vertonen minder verschillen dan dat iedereen wil doen geloven.

Hij had een ander niveau verwacht bij deze hoofdredactie, die hem wel vroeg of hij nog een tweede kopje thee wilde hebben. Zo was er altijd wel wat. Hij voelde zich beroerd, en niet alleen vanwege het bijna-ongeluk met zijn auto vlak voor die rotonde. Hij werd ingehaald en bruut afgesneden. Moest vol op de rem, er kon geen hand meer tussen. Enorme schrik, die nog altijd niet helemaal was verdwenen toen hij het gebouw binnenging waar hij dat belangrijke gesprek zou hebben. Hij had het bespreekbaar gemaakt, bij welke gelegenheid Arthur zijn eerste kopje thee kreeg aangeboden. Maar het lag niet aan zijn fletse kleur. Men kon zijn vertrek niet plaatsen. Dat was destijds heel anders gegaan dan wat standaard als normaal wordt ervaren, en juist die begrippen – “standaard” en “normaal” – zijn in deze maatschappij zekerheidjes waar je je als selecteur aan vast kunt houden. Zelfs bij selecteurs die zelf in de journalistiek werkzaam zijn. De wereld zit helemaal niet zo gecompliceerd in elkaar.

Terug in de journalistiek, dat wilde hij op dit moment toch het liefst. Hij had ooit gedroomd van foreign correspondent, maakt niet uit waar. Tokio “doen”, of “Rome”. Verantwoordelijk zijn voor wat er journalistiek in een regio gebeurt. Toe maar. Maar hij merkte dat er raar werd aangekeken tegen zijn eerdere vertrek en de redenen waarom. Letterlijk het applaus in ontvangst nemen na een goed verhaal en vervolgens opstappen. Het is nooit met zoveel woorden gezegd, maar het zal wel als arrogant zijn aangemerkt. Die moeten we niet hebben, zo schalde onhoorbaar door de telefoon als hij eens rondbelde. Hij kreeg er amper vragen over. De vooroordelen deden hun werk. En hij moest snel wat anders. Ziek thuis zitten met een vervelende man achter een hekje, dat wilde hij niet langer. Eén keer in Hilversum in de rij staan voor een nummertje, of was het een loket?, waar hij zich moest melden voor de uitkering. Vreselijk, ook dan verlies je je jeugd.

Natuurlijk was hij geen horecaman, waarom had zijn omgeving hem daar niet op gewezen? Hoe dom kun je zijn, waarschijnlijk had hij een prachtige toekomst weggegooid. Het begrip “carrièrebreuk” kreeg iedere dag meer vorm. Toch wilde hij weer snel aan de slag, geld verdienen, werken aan de toekomst. Het maakte Arthur op dat moment niet zoveel uit: hij zocht een baan. En De Telegraaf had altijd veel advertenties. Ook in de horecabranche. Hij schreef en hij belde, terwijl die advocaat ergens op de achtergrond zijn werk zou doen. Raar, want had zijn moeder juist in hem niet een jurist gezien? Zijn wereld lag behoorlijk door elkaar. Maar gelukkig kreeg hij zomaar twee uitnodigingen tegelijkertijd. Hoop doet leven. Hij kon in beide gevallen blijven wonen in ‘s-Graveland, maar Arthur wist niet of dat een voordeel of een nadeel was. Natuurlijk, de buren waren vriendelijk en gezellig. Hij moest glimlachen om de vaak vreemde situaties die hij met hen had meegemaakt. Zoals die ene keer, dat Dorien op een ochtend de winkel naast hun huis binnenging en de buurman als een ware Hugo de Groot in zijn zijden pyjama-met-olifantjes tevoorschijn kwam uit een grote kist die daar ter decoratie was neergezet. Dat was lachen geblazen; het is Dorien maar, zei de buurvrouw tegen de kist. Maar hij had wel eens ergens gelezen dat een rigoureuze verandering in het dagelijkse bestaan kan werken als Haarlemmerolie: een oplossing voor alle problemen. Waarom moest hij al die beslissingen toch alleen nemen? Waarom was er niet iemand om hem heen die hem de weg wees? Maar hij vroeg er ook niet om.