Balkenende, Bos en Kaabel

Arthur kon er met zijn pet niet bij. Nederland is helemaal de weg kwijt, en dat duurt al jaren. Iedereen weet het, maar niemand doet iets. Er is geen verbetering in zicht, geen medicijn in de maak. Ja, het populisme beweert de Haarlemmerolie te hebben uitgevonden, maar dat is natuurlijk niet waar. Ondertussen gaat zoveel kostbare energie verloren. We maken ons druk om verdwijnende energiebronnen, terecht. Maar “we” bedoelt dan olie en gas. Arthur bedoelde menselijke energie. Creativiteit, intelligentie, mensen met een missie. Boerenslimheid zou in sommige gevallen al genoeg zijn, maar zelfs daaraan is een gebrek. We doen maar wat, slepen ons van dag naar dag. Dat gaat al jaren zo door. Hoe lang gaat dat nog duren? Waar zijn de leiders, staatslieden die weten wat goed voor ons is?

Maatschappelijk, sociaal en politiek zijn we volledig failliet. We hebben aan alles gebrek, behalve aan geld. Het gaat helemaal niet meer om de euro’s, maar om de koers. Een koers zou ook al goed zijn, maar doe iets. Want géén koers is te weinig. Dat kun je zien, iedere dag tekent zich dat scherper af. Iedereen kent de voorbeelden in zijn omgeving. Van een oma die niet wordt verzorgd, via een verre oom die al langer dan een half jaar op zijn medische behandeling wacht tot een dief of verkrachter die niet wordt opgespoord omdat de politie geen middelen heeft. Vreselijk triviaal, maar daardoor niet minder ernstig. Voeg er de ervaringen van zo’n Jan, Frans, Harry, Theo en Karel aan toe. Ondertussen wordt al jaren gepraat over normen en waarden. De ene handtekeningenactie na het andere burgerinitiatief. Zogenaamd invloedrijken. Praten, praten, praten. Balkenende heeft het altijd over daadkracht, en trekt daar een smoel bij, tussen twee volstrekt lege zinnen door en met het hoofdje iets naar links, waarvan Arthur inmiddels braakneigingen kreeg. Is Arthur dan de enige? Maar dat was een vraag naar de bekende weg, want er is geen alternatief. Daarom kan zijn vierde kabinet doen wat het wil. Er volgt toch geen sanctie, omdat er geen regeringsbedreigende oppositie is.

Zonder ook maar een enkele strafmaatregel in het verschiet, slaan mensen door. Overal en altijd. Dus dat is niet uniek voor Den Haag, zoals zoveel daar niet uniek is. Het zijn net mensen, maar waarom dan niet de beteren onder ons? Dat stuitende gebrek aan visie, Arthur kon zich er steeds minder van losmaken. Het leidde inmiddels zijn leven. Waarom zijn die mensen zo dom? Goede mensen, die hij dag en nacht aan het zoeken was en tot soms zelfs zijn eigen verrassing ook nog steeds vond, zouden toch ook voor Den Haag te porren moeten zijn? Alsof het niet belangrijk genoeg is. Aan de andere kant, wie wil zich door de eerste de beste hotemetoot laten schofferen? Voor het oog van de hele wereld. Mensen zonder enig niveau, die te pas en te onpas aan je stoelpoten beginnen te zagen en daar de hele regeringsperiode niet meer mee ophouden. Zeuren, zuigen en scoren voor de bühne. Dan gaat het letterlijk en figuurlijk nergens meer over. Dat wil niemand die enig zelfrespect heeft doen, noch ondergaan. Dáár zit de achilleshiel in zo’n wervingsprocedure. De mensen die het willen zijn niet goed genoeg, hebben te weinig niveau en zijn op zoek naar een erkenning die ze niet waard zijn. Arthur durfde er niet te lang over na te denken, maar vreesde dat ook het post-Den Haagtraject nog een rol bij dat soort volk zou spelen. Wachtgeld, een baantje als burgemeester, desnoods van een plaats als Ede, of een dikbetaald voorzitterschap van één of andere club. Het gaat dan helemaal niet meer om de precieze invulling. Het is goedkope jagerij op dure baantjes en vette uitkeringen nadat ze hebben gefaald. Het kostje gekocht.

De mensen die het kunnen zouden zich daarentegen wel drie keer bedenken als ze werden gevraagd, om tot de conclusie te komen dat ze het toch maar niet moesten doen. Minister Wijers had het vier jaar zeer succesvol volgehouden, maar ging daarna snel de politiek weer uit. Even snel vertrokken als dat hij was gekomen. Maar die was dan ook econoom, op economische zaken. Een goede match…

Je moet wel heel veel van jezelf houden, opbloeien in narcisme om je voor zo’n Haagse job te laten interesseren.

“Ik la mè nie in mènne zakke zehke”, zei in 1986 zijn buurman tijdens zo’n leuk feestje bij weer andere buren op zo’n gezellige zaterdagavond. Eenentwintig jaar geleden, maar dat is wel toeval. Hij werkte bij d’n DAF. Een paar jaar later kon je dat bedrijf voor een gulden overnemen, en dat was geen toeval. Omdat nog veel meer arbeiders zich niet in hunne zakken lieten zeiken. Die kregen dan ook een brief en dat was ook al geen toeval. Op een zaterdag, om dezelfde reden waarom bij Arthur ook doorgaans op zaterdag de blauwe brieven werden bezorgd. Het leven zit helemaal niet zo ingewikkeld in elkaar. Maar hij dwaalde weer eens af. Het ging om de richtingloosheid van dit land, en daarmee van de mensen die hier wonen en werken.

Hoe kun je zo’n Balkenende in godsnaam nog serieus nemen? De ideale personificatie van het gezegde dat veel beloven en weinig geven, gekken in vreugde doet leven. Dat is misschien nog wel zijn grootste verdienste. Want vreugde, dat hebben we. Nederland is gelukkig, zegt men. We zuipen en we neuken, we consumeren alsof ons leven er van afhangt. En natuurlijk is dat ook zo, eind 2007. Sinterklahaasje heeft nog nooit zo goed gereden. En dan moet de Kerstman nog komen. Niemand legt ons iets in de weg. Als er geen file staat dan rijden we overal doorheen, veel te hard, zonder knipperlicht en over de stoep. Who cares? Wie staat er op de hoek te wachten om ons af te straffen? Alleen die Kerstman roept ho ho.

“Waar het om gaat, is daadkracht!” De mensen zien daar niets van terug, zijn murw. Het is niet anders, wat kun je van de overheid nog verwachten? De wethouder laat zich in het gemeentelijke fietsenhok pijpen door zijn politieke tegenstandster. Valt nog mee dat dat een vrouw is. Want of je nu door de kat of door de hond wordt gebeten, het maakt toch allemaal niet meer uit. De doodsteek voor de maatschappij. Letterlijk een dooddoener. Wáár moeten we naar toe, wie neemt het land op sleeptouw? Wezenlijke beslissingen blijven uit. Die visie, hè. Persoonlijkheid is ook al schaars. Arthur wist dat als geen ander, maar was er nu werkelijk, letterlijk en figuurlijk, niets beters te bedenken? Iedere keer als hij weer iets las in de krant, in welke dan ook, of een achtergrondartikel opsloeg in een of ander weekblad, of bij NOVA of in Netwerk een reportage zag, kwam hij tot de schrikbarende conclusie dat het alleen maar erger bleek te zijn dan dat hij in zijn stoutste dromen had kunnen bedenken. Dit land kan zoveel beter, riep Woutertje Bos, helemaal nog niet zo vreselijk lang geleden. En toen?

Als dit land zoveel beter kan, dan zijn daar zoveel betere mensen voor nodig. En dan begint het altijd met één. Nicolas Sarkozy in Frankrijk was op zijn manier hoopgevend begonnen. Volgens de wet van Arthur dat mensen onvoorstelbaar consequent zijn, zou hij dat ook gaan volhouden. Barack Obama gaf nieuwe hoop aan de Verenigde Staten. Wist hij dan geen Obama, zo kwam het plotseling bij hem op.

Ineens kregen zijn gedachten, zijn frustraties die alle kanten op vlogen, een richting. Niet dat hij zich geroepen voelde om zelf het voortouw te nemen. Was hij daarvoor al te moe geworden? Dat toch niet, want het kunnen boeken van resultaten geeft heel veel energie. Het was ook geen kwestie van het lef niet hebben (Brokx, inmiddels een voetnoot, dood en vergeten, hoor je nooit meer iets over. Het leven is inderdaad heel vluchtig.). Doe er dan ook iets mee! Maar hij dacht dan altijd aan het je laten volzeiken van je zakken. De kwetsbaarheid van Fortuyn, toen die vreselijk sociaal gevoelige Rosenmöller hem op die middag op de universiteit aansprak over een familiekwestie. How low can you go? Dat gold niet voor Rosenmöller, want zo werkt de politiek nu eenmaal. Maar wel voor Fortuyn. Hoe diep moet je je bukken, hoeveel geweld moet je jezelf en je persoonlijke omgeving aandoen om mee te kunnen doen in dat Haagse circus? Kijk ook eens naar de bedreigingen die mensen met een missie ten deel valt. Je kunt discussiëren over de inhoud van een bepaalde missie, maar doodmaken is van een andere cultuur. Hoe komt het toch dat het beste van dit land niet in Den Haag zit?

Dan maar alleen verder gaan, cocooning. Impliciet vluchtgedrag, tot uw dienst, maar aan het andere eind daarvan stond het beklimmen van de barricaden. Met alle bekende en zeer voorspelbare gevolgen van dien. Dat nooit, vond Arthur. Zo lief had hij Nederland ook niet. Ook dat is van belang. Trots op Nederland? Nou, alleen op Schiphol dan – zonder Nederlanders – of op de Rotterdamse haven. Veel meer kon hij niet bedenken. Dat is te weinig om je ziel en zaligheid voor te geven, want het is altijd alles of niets. Een beetje regeren kan niet. Ja, dat kan wel, kijk naar Balkenende c.s., maar dat werkt niet. Halve maatregelen, en alweer was het door hem zo vaak gebruikte “letterlijk en figuurlijk” van toepassing.

Hij dacht terug aan die kandidaat die ook vond dat Nederland wel een andere regering kon gebruiken. En die het niet alleen met die opmerking afdeed, maar ook nog blijk had gegeven van een onderbouwde mening. Die de vinger op de zere plek had gelegd. Als de BV Nederland nu eens zou worden bestuurd, nee “gemanaged” als een gewone BV of NV? Het voordeel is dat de aandeelhouders, het Koninklijk Huis zullen we maar zeggen, niet gaan zitten dreigen dat ze de tent willen verkopen, of dat je om andere redenen een beetje moet dimmen. En er uiteindelijk zelfs alleen maar bij gebaat zouden zijn als niet de familie, maar de landgenoten zich aandeelhouder zouden kunnen voelen. Dus toch trots op Nederland kunnen zijn, hún land, hún maatschappij, hún regering. Met mensen zoals u en ik.

Wie was dat ook alweer. Arthur moest er een half jaartje voor terugbladeren in zijn agenda, want de kandidaatgegevens waren nog niet in de computer ingevoerd. Dorien was inmiddels de stapel cv’s aan het doornemen. “Je weet wel, die frisse vent met die Volvo V50.” Maar Dorien keek nooit naar auto’s, in ieder geval niet naar die van de kandidaten die op bezoek kwamen. “Hij kwam voor die vacature van Bedrijfsmanager, en ik vond hem daar echt veel te goed voor. Het was die kandidaat van wie ik zei dat ik eindelijk weer eens een gesprekspartner was tegengekomen, één van de nog geen tien per jaar, nota bene. Met die lange haren en dat mooie overhemd. Dat was jou ook opgevallen, want we hebben het samen daar nog over gehad.”

Hans Kaabel kwam al doende boven water. Arthur zou hem vanavond meteen gaan bellen.