Het gaat er om hoe je kijkt, en niet om wat je ziet

1993. Een ondernemer en opdrachtgever, Jan der Kinderen, vertelde Arthur zijn eigen avonturen op sollicitatiepad. Een jaar of twintig geleden kreeg hij een uitnodiging voor een kennismakingsgesprek op een luchthaven in Londen, met een retourticket op naam. Het was een dikke functie. Vanuit het niets iets opbouwen in Nederland, in een startende wereld die later “de ICT” zou worden genoemd. Na een uitgebreid gesprek over alles wat hij moest doen, de producten, diensten en de organisatie, zei hij dat hij graag wilde beginnen en maakte aanstalten om te vertrekken. Het was een grote, afgehuurde zaal met een stuk of vier mensen achter een tafel, zo herinnerde Jan zich. Na de afspraak over de startdatum stond hij op, liep door de zaal naar de deur en toen hij de klink al in zijn hand had, werd hij vanachter de tafel teruggeroepen. Men wilde nog overleggen over salaris, auto en overige arbeidsvoorwaarden. Dat was inderdaad helemaal nog niet aan de orde geweest. Maar Jan vertelde dat hij daar nu geen tijd meer voor had, hij wilde graag de eerstvolgende vlucht terug naar Amsterdam halen en wanneer hij enkele maanden aan het werk was, dan zou hij zelf wel aangeven wat hij wilde gaan verdienen. Dan kon men tegen die tijd ook beter uitrekenen of hij dat wel waard was en zou zo’n arbeidsvoorwaardengesprek veel soepeler verlopen, op basis van prestaties, omzet en winst. “Zorgen jullie nu maar dat ik mijn hypotheek kan blijven betalen, dat mijn vrouw de boodschappen kan doen en dat ik vervoer heb, dan komt straks de rest vanzelf wel.” En hij verontschuldigde zich dat hij nu toch echt weg moest omdat hij anders z’n vlucht zou missen, ondertussen de tafel in verbijstering achterlatend. Hij sloot de zaaldeur achter zich en ging op weg naar de vertrekhal.

“Kijk, zulke mensen zoek ik, maar zijn die er dan helemaal niet meer?”, zo vroeg Jan in alle ernst, maar wel met plezier terugdenkend aan zijn eigen ervaringen op dat terrein. Arthur, die “zulke mensen” voor Jan moest gaan vinden, antwoordde dat deze ondernemer niet voor niets ondernemer was geworden. Dat is een bepaald type, en zijn gedrag, twintig jaar geleden, was kennelijk toen al kenmerkend. Prima, velen zijn de drijvende kracht van de natie. De ideeën komen vaak uit die hoek, ze kunnen zelfstandig denken en daaruit ontstaan organisaties. Zij kunnen die verantwoordelijkheid aan, wat, ze leven ervan! Maar zo’n opstelling is wel heel bijzonder, zo voegde Arthur daaraan toe. “Die mensen solliciteren niet of nauwelijks. Die moet je weten te vinden en zien te enthousiasmeren voor de job die jij in de aanbieding hebt. Voor de overgrote meerderheid van de maatschappij gaat het toch om zekerheden en zekerheidjes. Dingen doen zoals anderen die doen. Kopieergedrag. En je mag het de mensen amper kwalijk nemen. Ze weten niet beter en dat bedoel ik ook al niet vervelend. Trouwens, we moeten ons afvragen of we zo’n speciaal ondernemerstype wel willen hebben voor invulling van die vacature van jou. Dat houdt toch geen stand.”

“Ja, maar wat is zekerheid, die zit toch alleen maar in jezelf? Dat je weet wat je kunt? Dat je iets durft?” Jan schudde zogenaamd niet-begrijpend zijn hoofd, maar hij wist dondersgoed hoe dit soort dingen werken. Je nek durven uitsteken komt amper nog voor. Als het gaat om de hypotheek, dan gaan mensen heel ver. Voor een baan, het begin van een carrière, een heel stuk minder. De kip en het ei.

Een avond beschikbaar houden voor een gesprek, zelf even iets buiten-de-deur eten zonder onkostendeclaratie op voorhand, het is inderdaad iets van decennia her. We moeten nu op tijd thuis zijn, voor de kinderen, voor de partner, voor de sportclub, voor de wekelijkse fitness. We hebben van alles te doen, maar staan niet stil bij de werkelijke noodzaak daarvan. We lijden een leven van ritme, zitten in een sleur. Een maalstroom van dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse routine. Zo gaan dus ook die dagen, die weken, die maanden en die jaren voorbij. Die komen nooit meer terug, die laat je achter je. Dit doe je wel en dat doe je niet, zus hoort links en zo hoort rechts. Dat dat toch tot zo’n enorme rotzooi in het leven kan leiden is opmerkelijk. Schijnzekerheden, een orde en regelmaat die geen creatieve flexibiliteit toestaat. “Ik kan vanavond niet, want ik moet tennissen. Je moet toch wat aan sport doen…” Twee keer moet bij iets wat je zogenaamd wilt of kunt, waar je geen tijd voor hebt maar wat kennelijk wordt opgedrongen. Door wie eigenlijk? En waarom? Vind je het echt leuk of belangrijk? Wat is de prijs die je ervoor betaalt? Arthur’s gedachten begonnen af te dwalen.

Jan ging verder. Over de auto die hij voor zijn nieuwe man beschikbaar had. Een kleintje, want hij moest het eerst allemaal zien voordat hij het wilde geloven. Succes komt je niet aanwaaien, wist hij uit ervaring. Hij bracht het met scheppen humor. “Kijk Arthur, als je dus met een grote vent aankomt, want dat heeft ook wel wat, iemand van twee meter, dan komt er tenminste iemand binnen en heeft hij dát pleit alvast gewonnen, dan nemen we gewoon een auto met een open dakje en dan kan hij zijn hoofd uit het dak steken. Lekker fris, en dan blijft-ie ook fris. Dat is goed voor de omzet”. We zagen de auto-met-man al rijden, reclame op het deurtje en het gesprek van de dag. Over marketing gesproken. We gierden het uit, zagen het helemaal voor ons. En Jan vertelde het op een manier die de kandidaat, lang of niet, nog altijd in zijn waarde liet. Zo had hij veel humor in huis. Bij contractbesprekingen kwam dat ook naar voren. Kandidaten wisten vaak niet wat ze aan hem hadden, maar gelachen werd er wel. Het spetterde en het knetterde, en de zaken gingen goed.

Jan was zonder dat hij het wist verantwoordelijk voor het vele bioscoopbezoek dat Arthur en Dorien vanaf dat moment zouden gaan afleggen. Hij was naar The Firm geweest, met Tom Cruise. “Jongen, wat daar allemaal gebeurt, dat verzin je niet. Dat moet toch ergens zijn gebeurd en daarna zijn opgeschreven. Hoe dat soort dingen werken. Hartstikke interessant!”. Arthur zei dat hij die film dan wel eens zou gaan huren, maar dat idee werd onmiddellijk met een weids gebaar door Jan van tafel geveegd. “Joh, wat gaat er nou boven een levensgroot scherm, fantastisch geluid. Je zit echt in zo’n film.”

Arthur voelde zich even een kleine burgerman, met zo’n confectiepakkie an. Het echte leven betekende “uit” gaan, de bioscoop bezoeken en mee-genieten. Goed idee! Aan het eind van diezelfde week zag hij The Firm, met Tom Cruise, en er zouden in de loop der jaren tientallen The Firms volgen, soms met Tom Cruise, anders wel met Morgan Freeman, met Denzel Washington, met Susan Sarandon, met Nicolas Cage, met Tom Hanks of met Kevin Spacey en Annette Bening. Allemaal Amerikanen, dat wel.

“Meneer Van der Velde, ik vind die Amerikaanse films altijd prachtig. Ze beginnen steeds vanuit de happy family, dat is om betrokkenheid en herkenbaarheid te bewerkstelligen. Je kunt je zo in de setting verplaatsen. Het zijn de buren, of het is net als in je eigen familie. Vervolgens ontwikkelt het plot zich, wordt het spannend en worden je zenuwen op de proef gesteld. Je bent bang dat het allemaal de verkeerde kant op gaat. Dat the good guy het toch verliest, zijn gezinnetje in ellende achterlatend. Maar je weet op voorhand eigenlijk al dat het toch anders zal aflopen. Iedere film heeft zo’n beroemd happy end en iedereen gaat weer voldaan naar huis. Want anders kom je de volgende keer niet terug.” Het was een hele vriendelijke Belgische jongeman – alle Belgen zijn vriendelijk en voorkomend – die Arthur dat “geheim” van Hollywood verklapte. Hij had er letterlijk en figuurlijk nog nooit zo naar gekeken, maar het klopte wel. Simpel en eenvoudig. Sinds die uitspraak keek hij toch anders naar de film en ook om zich heen, maar niet minder geamuseerd. Er zijn zo veel vaste patronen. Niets ingewikkelds aan. Het gaat er om hoe je kijkt, niet om wat je ziet. Het was in die zin net als werving en selectie.