Heel Europees allemaal, open, een werelddeel met een gelijke set van normen en waarden waarbij we ons allemaal thuisvoelen. Die verbondenheid telt, daar kun je op bouwen. Samen sterk, toch? Eén voor allen, en allen voor één. Het Europese ideaal, dat zo succesvol wordt uitgerold.
Inmiddels al weer halverwege mijn jaarlijkse Europa-reis. Gisteren aangekomen op, of misschien is het wel “in” Sicilië. Milia vroeg zich zojuist in een mailtje af, of ik daar wel voldoende tijd zou kunnen doorbrengen, gezien de geplande nachtboot van zaterdag naar Sardinië. Drie volle dagen dus. Dat moet voldoende zijn. Met een rondje rijden langs de nog altijd vooral aan de noordzijde witbesneeuwde Etna, enkele cultuurhistorische highlights, waar zeker voor mij ook Corleone bij hoort en zaterdag de hele dag Palermo. Veel meer steden wil je met de auto niet zien in dit diepe zuiden van Italië, waar de weggebruikers zich gedragen als beesten. De animali van Alessandro.
Bloedzuigers bij geboorte, met het bumperkleven tot minder dan een halve meter bij 130 kilometer op de autostrada als lokale sport. Complete anarchie. Als het verkeersgedrag model staat voor de mentaliteit van een volk, cq de maatschappelijke moraal, wat misschien nog niet zo’n gekke parallel is, dan staat Italië er wat mij betreft nog slechter voor dan al gevreesd. Een ononderbroken streep op de weg, gebodsborden met een maximale snelheid van 50 en verbodsborden “verboden in te halen”. Dan ga je gewoon met z’n allen met 100 of 120 km vlak voor een bocht én tegen een heuveltje op de paar auto’s die toch al wel 80 of 90 rijden, passeren. Dat is “normaal”. Doet iedereen. Voorrangswegen? Een rood stoplicht? Dat bepaal je zelf. Je geeft niks, je neemt! Het is als met de miljarden staatssteun van vooral de Noord-Europeanen: je neemt. Je eist, en je vindt het nog normaal ook.
PANINI EN EEN KOP KOFFIE
En als je dan op de eerste de beste parkeerplaats in vier talen kunt lezen dat a) parkeren vooral op eigen risico is en b) dat er duistere lieden handel drijven waar je voor moet oppassen, dan is dat een hartelijk welkom op ons mooie eiland. Je bent nog niet binnen voor een panini en een kop koffie, en je leest – opnieuw in vier talen – dat de exploitant geen enkele verantwoording neemt voor diefstal en persoonlijke bedreiging. Dan weet je dat je goed zit.
Het zij zo. Maar vanavond heb ik wel voortreffelijk gegeten in dit deel van Eatalië, en daar waren de locals een stuk plezieriger in de omgang. (Ze konden iets verdienen.) Want tjonge, wat zijn de mensen hier boos. Kwaaie koppen, ruziemaken, doodkijken en een volledig gebrek aan kennis van de Engelse taal.
Heel Europees allemaal, open, een werelddeel met een gelijke set van normen en waarden waarbij we ons allemaal thuisvoelen. Die verbondenheid telt, daar kun je op bouwen. Samen sterk, toch? Eén voor allen, en allen voor één. Het Europese ideaal, dat zo succesvol wordt uitgerold.
Toch houd ik wel van Italië. Het heeft veel te bieden. Het is divers, en dat geldt niet voor alle Nederlanders die ik hier tegenkom. Ik zat na mijn copieuze maaltijd een sigaartje te roken – een Panatella uit de vintage collectie van mijn favoriete merk De Olifant 😉 – aan het strand van de Ionische Zee, en verbaasde mij opnieuw over al die Hollanders, overal. Na zo’n 3.000 km dacht ik er wel van af te zijn. Lopend door Matera in Basilicata, toch niet een plaats die in alle Italië-brochures voorkomt. Of in Puglia, de kustplaats Trani. Nooit van gehoord? Ik ook niet, tot een paar dagen geleden. Maar je stapt je auto uit en je hoort en je ziet Nederlanders.
Ik wist inmiddels zeker dat de eerste kentekenplaat die ik op deze Siciliaanse camping zou tegenkomen, een Nederlandse zou zijn. Ik lieg het niet, het was zo. Geen Belgische, geen Duitse, geen Oostenrijkse en geen Zwitserse. Ook geen Britse, of een Franse. Het is altijd NL. Ik hoor het u al zeggen: dat denken ze van jou ook. Maar er zit verschil tussen een reiziger – bij wie de reis de bestemming is – en een toerist. Nederlanders zijn bijna altijd toeristen. Dat is te zien en te horen. Dat begint al met de zweetvoeten pontificaal op het dashboard als ze bij Venlo de grens oversteken. En als het bij de St. Gotthardtunnel filerijden wordt – door al die Nederlanders – dan komen ook de voeten van de kinderen achterin links en rechts uit de ramen. Heel Hollands allemaal. En dat is precies wat ik bedoel.
Het zijn doorgaans ook de minst sympathieke mensen uit het pack. Ze willen wel gehoord worden, maar niet bekeken. Niet alleen door het hoogste woord vallen ze zo op. Door hun gedrag in het algemeen, hun kleding, hun fysiek en de standaard gezinssamenstelling. “Zeker Nederlanders.”
Altijd en overal zo onontkoombaar dat het tot mijn spijt storend wordt.

Ik lees het al: prima naar je zin en (maatschappij-)kritisch als altijd. Gelukkig ben je binnenkort weer in “the Republic” waar iedereen 20 km te langzaam rijdt. Maar ja, daar gebruiken ze weer geen richtingaanwijzers. Ook Europa, dat was ik bijna vergeten…
LikeLike
Ha ha, je begrijpt het helemaal 😉
Op het moment dat ik van dit soort zaken niets (meer) vind, en dat alles wel goed is zo, dan zijn terechte zorgen op zijn plaats.
LikeLike