Weer terug in Valkenswaard vanuit ons reisje naar de States – waar niets mis mee is, want het is tamelijk plotseling weer druk geworden “op kantoor” – , is me opnieuw opgevallen dat die Amerikanen meer dan een paar dingen toch echt wel voor elkaar hebben. Wij Europeanen hoor ik maar al te vaak kritiek spuien op onze Angelsaksische broeders. En meer dan eens is die of nergens op gebaseerd, of onvoldoende doordacht, of komt die gewoon voort uit kinnesinne.
Inderdaad, onvoldoende doordacht, terwijl die Europeanen juist de Amerikanen verwijten dat zij zo oppervlakkig zijn… Nou ja.
Eén van hun grootste verdiensten vind ik nog wel de conservering van hun natuurlijke rijkdommen. Dan bedoel ik niet zaken als olie of gas, maar puur natuurschoon. Teddy Roosevelt heeft volkomen terecht een nationaal park naar zich vernoemd gekregen. Nota bene van Nederlandse komaf, maar wel president van de Verenigde Staten, en niet voor niets uitgehakt in Mount Rushmore. Onder meer daarom, als groot voorvechter van behoud van die onwaarschijnlijke natuur. En op een wijze, die de mensen in staat stelt om daar ook volop van te kunnen genieten. Hulde!
In plaats van bordjes “Verboden het gras te betreden!!”, worden autowegen aangelegd door die natuurparken, met fenomenale uitkijkplekken, voorzieningen voor gehandicapten, toiletten en veel uitleg overal. Educatie van de massa. Opdat ze de natuur leren begrijpen en waarderen. En het werkt.
Daarom las ik ergens dat dat misschien wel één van de grootste verdiensten van Amerika is, dat “natuur” enerzijds zo professioneel wordt geconserveerd en anderzijds ook zo voor grote groepen beschikbaar en letterlijk open wordt gesteld. Te zien aan de gezonde, oorspronkelijke flora en de florerende fauna – wolven, de verschillende soorten beren, bisons, vogels… – in die tientallen Nationale Parken, sluit ik me maar al te graag bij die mening aan. Daar kan Europa echt nog een puntje aan zuigen.
