Het is om allerlei redenen goed om eens een maandje heel ver weg te zijn. Na terugkomst was de bedoeling dan ook om daarover een paar blogjes te schrijven. Maar in plaats van nog iets meer over de Zijderoute, over mysterieuze rijstvelden in het Chinees-Vietnamese grensgebied of over de laatste stad in China die nog oorspronkelijk en onontdekt is (!), kan ik nu niet anders dan mij hogelijk verbazen over wat er tijdens mijn afwezigheid en kort daarna allemaal in Den Haag heeft plaatsgevonden. Hoe triviaal.
Bijna een maand dus – gevraagd en ongevraagd – van de buitenwereld afgesloten, en als je terugkomt dan liggen er kranten, nieuwsbrieven en tijdschriften op je te wachten. Plus het Achtuurjournaal, Pauw & Witteman en teletekst. Een inhaalslag. Dat maakt het extra opvallend, want het wordt niet gedoseerd gebracht maar je krijgt in één keer de hele karrenvracht over je heen. Met als enig mogelijke conclusie dat iedereen in dit land heel erg ontevreden is. Niets blijkt te zijn zoals het was afgesproken. Iedereen is, op z’n minst, teleurgesteld in de politiek. We hadden allemaal wat anders verwacht. Ik tel alleen maar verliezers. Kommer en kwel. Inleveren op ieder gebied. Beslissingen waar niemand achterstaat. Het is verbijsterend wat er allemaal fout is gegaan, hoe het anders is uitgepakt, hoe we iets compleet verschillends hebben gekregen als waar we op, en voor hadden gestemd. Waarom? Waardoor?
Ik moet denken aan die briljante kandidaat van langer dan een half jaar geleden. Een “captain of industry”(hoort ú dat begrip nog wel eens, ergens?), die niet meer aan de bak komt omdat hij met zijn vijftig jaren zogenaamd te oud zou zijn. Onder een lekker kopje koffie vertelde hij mij over zijn ervaringen op de arbeidsmarkt. Over zijn “gesprekspartners” in de interviews:
Mannen met kale koppen, in iets te strak zittende grijze pakken, met een open boord en bruine puntschoenen daaronder. En met veel meer aandacht voor hun voortdurend piepende en trillende mobiele apparaten, en voor wie er nu weer op de gang voorbijkomt, dan voor mij. Aan hun vragen, meneer Westphal, merk ik dat ze niets van mijn carrière en ervaringen begrijpen. Ze hadden m’n zoon kunnen zijn, maar dat is niet erg. Maar dat ze met hun, ongetwijfeld, HBO-niveau nul inlevingsvermogen kunnen demonstreren, dat vind ik toch wel heel opmerkelijk. Ik had niet verwacht ooit in deze positie, in deze tijd, terecht te komen. Maar ik moet er wel mee dealen.
Tot zover. Uit het leven gegrepen, en voor mij, binnen mijn praktijk, een repeterend thema. En dat soort mensen hebben nu dus een kabinet in elkaar getimmerd. “Mannen met kale koppen, in iets te strak zittende grijze pakken, met een open boord en bruine puntschoenen daaronder.” Je komt die types overal tegen. Sinds ze Drammerik Samsom hebben uitgelegd dat een beetje meer haar en een echte stropdas zeker vijf zetels verschil kan uitmaken, wat zich ook heeft uitbetaald, heeft hij zich keurig aangepast. En zie daar, er staat ineens een zo op het oog correct heer. Maar “de content” – dat woord, hoe actueel – blijft natuurlijk onaangepast. En daar trapt ene Mark Rutte dan volop in. Een quootje van een Kamerlid van zijn eigen partij, ook al typerend voor de staat van het land, luidt: “Als je een drol moet doorslikken, kun je er maar beter niet eerst op kauwen”.
Mark Rutte heeft alles fout gedaan. Hij heeft er, zowel letterlijk als figuurlijk, niets van begrepen. Dat maakt de prestatie van Ivo Opstelten in de afgelopen twee, drie jaar des te knapper, want die heeft zijn jonge en ooit zo veelbelovende partijgenoot zover gekregen. Maar waarschijnlijk denkt diezelfde, relatieve jongeling dat hij het nu wel alleen kan. Net zoals zoveel “relatieve jongelingen”. Om in zijn eigen woordjes te spreken: “Bizar”. Want hij kan niets alleen, vooruit, misschien zijn huishouden op z’n Haagse etage.
Daarom, het volk aanhorend en naar analogie van die andere lumineuze VVD’er, kan dit kabinetje beter niet als Rutte II maar als Flapdrol I worden betiteld. Een flapdrol. Volgens van Dale, Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, is dat een vent van niets, iemand die niets durft. Eig.: drol van een niet-vaste substantie, als teken van ziekelijkheid.
