Georganiseerde tripjes zijn niet aan mij besteed. Dus sprak ik een indiaan aan, gewoon in z’n T-shirt, met shorts en slippers, net als u en ik op een warme zomerdag. De tijd van een verentooi is ook midden in dat grote regenwoud echt voorbij, zeker langs de Amazone.
Niet alleen heel veel water en bomen. Vooral ook de bijna overal aanwezige invloed van ‘de mens’. Nee, we kunnen niet zoveel met rust laten. We zijn er met veel te veel. Toch ben je verrast als je na twee dagen bijna geruisloos varen over een rivier met links en rechts tropisch regenwoud, plotseling torenflats ziet opdoemen. Even daarvoor zag je langs de oevers alleen nog maar hier en daar een hutje met een kringelend rookpluimpje. Met, maar dan moet je heel sterk inzoomen, zowaar ook nog een indiaan ernaast, rustig kijkend naar die grote boot. Maar dan is daar ineens de hustle en bustle van de grote stad. Industrie en urbanisatie. Wegen en petroleum. Licht en rook. En mensen, heel veel mensen. In – wat je zou zeggen – ‘the middle of nowhere’. Maar niets is minder waar. Zien is geloven, en kijken is beleven. Manaus.
Verder stroomafwaarts hadden we Boca da Valeria bezocht. Wij dachten, hoe naïef kun je zijn, één van de betrekkelijk weinigen te zijn die het voorrecht hadden om deze plek te kunnen bezoeken. Niet meer dan een speldenknop op de kaart van de Amazone. Eerder een nederzetting dan een dorp. Ver verspreid langs die machtige rivier en een net van (veel) kleinere stromen, hebben mensen hun woningen gebouwd. Wegen zijn er niet. Als er een cruiseschip voor anker gaat, dan staat het gewone leven stil. Maar dan begint een heel commercieel bestaan, voor een dag. Scholen worden gesloten, de gemeenschap vaart uit. Alles en iedereen op weg naar de toeristen, die per tender aan land worden gebracht.
MET DE PAPLEPEL INGEGOTEN
Het maken van een foto van een ‘local’, al dan niet met een levend wezen erbij (ze noemen dat hun huisdier, maar niets is minder waar), kost je zodra je voet aan land zet een dollar. Ze bouwen snel snel een levendige markt op, waar je alle mogelijke handenarbeid kunt kopen: hout, textiel, kralen, tekeningen, stenen en kettingen. Daar kun je ervaren dat commercie en zoiets als “handel” met de paplepel wordt ingegoten. En dat er mensen zijn die het begrijpen – en die dus ongelofelijk veel geld ophalen – , maar ook dat sommige anderen het nooit zullen leren. Terwijl de $$$ voor het oprapen liggen. De zakken puilen uit, van de toeristen sowieso, maar dus ook van sommige verkopers, jong en oud. Boca da Valeria, Valkenswaard, New York of Dublin, er zijn wat dat betreft heel weinig verschillen.
Zoals opgemerkt, we dachten iets bijzonders mee te maken, maar na wat googelen zijn we weliswaar een ervaring rijker, maar zeker ook een illusie armer 🙂 .
Georganiseerde tripjes zijn niet aan mij besteed. Dus sprak ik een indiaan aan, gewoon in z’n T-shirt, met shorts en slippers, net als u en ik op een warme zomerdag. De tijd van een verentooi is ook midden in dat grote regenwoud echt voorbij, zeker langs de Amazone. Natuurlijk was ook hij met z’n bootje afgekomen op al het gedoe. Voor een grijpstuiver wilde hij ons wel een uurtje rondvaren. Aardige vent, betrouwbaar. Toen ik er twee uur van maakte, en drie grijpstuivers, stelde hij voor om Milia en mij zijn huis te laten zien. Zo nam hij links en rechts enkele waterafslagen, en klommen we kort daarna een heuvel op. Vlak daarachter lag zijn huis, als één van de – pakweg – tien/twintig in zijn dorp, met zijn school en zijn winkel. Hij beschouwde die plek inderdaad en volkomen terecht als van hem. Weg van de toeristen.
Ik zal nooit zijn trots en zelfverzekerdheid vergeten, toen hij ons uitlegde dat “we” hier inmiddels 24/7 elektriciteit hebben. Hij ging ons voor naar een paar klaslokalen van het regionale schooltje. Zonder kinderen, want die waren immers allemaal geld aan het verdienen daar waar we vandaan kwamen, maar wel elk met enkele PC’s. Netjes, opgeruimd, schoon. En hij liet me thuis zijn visuitrusting zien: een stok om te spietsen. Met achter zijn huis een satellietschotel. Het is één van de meest indrukwekkende tours ooit geworden.
Laat ik afsluiten met een ander hoogtepunt. Niet zozeer de plaats, Santarem, eigenlijk helemaal niet zelfs. Maar Dona Dica Frazão. Deze kunstenares loopt tegen de honderd, maar runt ergens achteraf, nota bene aan huis, een minimuseum met eigen werk. Hier gaan wonen, werken, slapen, eten en exposeren in familieverband allemaal prima samen. Tassen en kleding van natuurlijk materiaal. Ze gebruikt alleen maar bladeren, stengels en wortels van lokale bomen en struiken. En ze benut de schors van verschillende bomen om speciale kleuraccenten te kunnen aanbrengen. Wat je allemaal niet wijzer kunt worden zonder dat je ook maar één woord Portugees spreekt. Maar Dona Dica, zelf zo goed als blind, liet het ons zien en voelen.
Ze was ons dankbaar. We waren de enige bezoekers die dag.
