Vorige keer ging het over lange tafels. Dat zijn die tafels waar je letterlijk en figuurlijk niet omheen kunt als je op vakantie gaat en er zoiets als groepsvorming plaatsvindt. Let op, voor je het weet maak je deel uit van het collectief. Dat betekent dus veel geouwehoer, dat door bijna alle anderen evenwel als socializen wordt bestempeld. Ik heb de stellige overtuiging dat vooral Nederlanders daar werkelijk dol op zijn, maar ik kan me vergissen. Want bijvoorbeeld ook Amerikanen beginnen out of the blue allerlei praatjes, maar die zijn wel wat eerder tevreden met de antwoorden die je geeft. Daarna heb je geen last meer van ze (en hebben ze zich in alle oppervlakkigheid alweer tot anderen gericht).
Zowel het een als het ander betekent dat je aandacht en belangstelling moet tonen. Het kost hoe dan ook energie, die je niet aan andere onderwerpen kunt besteden. Zoals een olifant, die op (in dit geval) overduidelijk zijn gemak langs het buffet loopt. Op flickr kun je zien wat ik bedoel. Ik zal daar de komende tijd graag wat meer plaatjes publiceren die de Afrika-reis van Milia en mij illustreren. Uiteraard gaan die gepaard met één of twee nieuwe blogs.
Maar nu eerst terug naar die olifant. Ik was daardoor zo gefascineerd, dat ik me maar even aan de tafelgesprekken heb onttrokken. Om aan te geven wat ik bedoel, ook met mijn vorige blog: ik was de enige. Niemand had in de gaten dat daar die olifant liep, op hooguit een paar meter afstand. Pas toen de rest begon door te krijgen waar ik naar keek, draaiden ze zich om en klikten hun cameraatjes. Jeetje, een olifant! En zo dichtbij!
Ja, we zijn in Afrika. Daarom. Toch?
Als je wat meer op jezelf wilt zijn, heb je ook tijd om te lezen. Op Schiphol kopen we dan altijd een paar dwarsliggers. Handige boekjes voor op reis. Grote romans, maar kleiner dan pocketformaat. Stevig, lichtgewicht, past in iedere broekzak. Stoner, een fantastisch boek van John Williams. Tussen alle olifanten, de leeuwen, buffels en ’s avonds de luipaarden en hyena’s door (jawel 🙂 ), heb ik dat boek niet gelezen, maar gevreten. Ook dat heet fascinatie. Voor mij één van de beste boeken van de laatste jaren. En dat koop je dan als tussendoortje, voor in het vliegtuig en zo. Laat je verrassen! Door een briljant weergegeven levensgeschiedenis. Prachtig mooi vertaald, zodat je ook nog kunt genieten van het Nederlands.
GEWOON?
De (lovende) recensies schrijven in meerderheid dat het zo’n gewoon verhaal is, dat ongewoon is opgeschreven. Maar ik vind het helemaal niet “gewoon”. Gewoon maakt ook hier bijzonder, omdat niemand de schoonheid ziet in de puurheid van het dagelijkse leven. Weten wat je wilt, en daar aan vast houden. Het ritme volgen; de kracht en waarde van rituelen. Nee, dat vind ik allesbehalve gewoon.
Daar komt bij dat Stoner zijn keuzes niet verloochent. Hij toont respect, ook al krijgt hij dat zelf niet of onvoldoende. Hij herkent de waarde van één of twee vriendschappen, waar hij zijn hele leven op kan teren. Eén kunnen zijn met je eigen gedachten. Niemand kwaad doen, niet opvallen, je eigen gang gaan en vol overgave proberen iets te betekenen in je vak. Dáár in willen uitblinken, zonder gebruik te maken van ellebogen. Maar als je niet oppast, dan verstikt de achtergrond van je ouders, je opvoeding en je omgeving datzelfde leven. Maar Stoner past wél op. En doet wat hij vindt dat hij moet doen. Van het begin tot het eind.
Opvallen door je eigen onopvallendheid. Je hoeft je niet te voegen om ondanks zoveel onbegrip en tegenwerking, die hij zowel thuis als op zijn werk als universitair docent ervaart, toch prachtige momenten van intens geluk te kunnen meemaken. Misschien wel meer, en vaker, en sterker dan al die kennelijk wél bijzondere mensen. De ‘deelnemers’ die er (dus) ogenschijnlijk wél toe doen, maar vaak meer bedrogen uitkomen. Dáár heeft de schrijver alle snaren geraakt. Ja, ik houd van William Stoner. En was graag één van die twee vrienden van hem geweest.
