Japke-d. Bouma schrijft al honderd jaar wekelijks in de NRC een stukje over taal, -gebruik en gewoonten. Gekke dingen ‘op kantoor’, de vergadercultuur met moeilijke woorden en zo. Lekker ontnuchterend, en dus een supporter van no nonsense. Ik plaats af en toe dan ook haar stukjes door op bijvoorbeeld LinkedIn.
En Japke-d. schreef alweer enige tijd geleden over een personeelsadvertentie voor een boswachter. Zij dacht daar zelf heel eenvoudig over, een boswachter. Dat moet je niet ingewikkelder maken dan strikt noodzakelijk, maar Staatsbosbeheer was hier behoorlijk doorgeslagen, aldus nog altijd Japke-d. Leuke naam trouwens. Zij was nogal geschrokken van deze tekst:
Iemand met ambities op het gebied van met name beschermen en daarnaast ook beleven en benutten die kon doorvertalen; die kon werken met de ‘pdca-cyclus’ én die in staat was om een doorvertaling te maken van ecologische ambities naar beheermaatregelen.
Ook ik begrijp dat daar je broek van afzakt, als argeloze lezer, sollicitant of zelfs serieuze kandidaat. Wát een taalgebruik! Vreselijk. Desgevraagd vertelde de meneer van Staatsbosbeheer die hier over ging, dat hij dit allemaal heel erg bewust zo had gedaan. Want op die manier worden allerlei mensen die boswachtertje willen spelen, al op voorhand afgeschrikt. Hij vertelde Japke-d., dat de respons op een eerder geplaatste, “normale” advertentie ontluisterend was geweest. Niet in aantallen, want wie wil er nou geen boswachter worden, maar kwalitatief.
Ik denk niet dat je dan op deze wijze moet gaan communiceren, maar, zo blijkt eens te meer, de redactie van een personeelsadvertentie vergt vakwerk. Dat bracht me terug naar een jaar of twintig geleden.

NNC had de mooie opdracht gekregen om een beheerder te zoeken voor een fraai gelegen, maar overigens ‘basic’ camping ergens op de Waddeneilanden. Ik heb van alles met de gastvrijheidsindustrie. Horeca en dienstbaarheid, altijd klaarstaan voor de gasten. De verwachtingen overtreffen. Dat moet in je zitten. Je kunt het hooguit verder ontwikkelen, professionaliseren. Maar als je “het” niet hebt, vergeet het dan maar. Ga iets anders zoeken.
Zo is ook relevante opleiding hier van minder belang, vind ik. Dat is net zoiets als bij “kindverzorging”, waar ik de laatste tijd ook van alles over lees en hoor in bijvoorbeeld advertenties en opleidingseisen. Didactiek en pedagogiek, hygiëne en biologie, psychologie en rekenvaardigheid. Terwijl het allerbelangrijkste volgens mij is, dat je houdt van mensen en vooral: van de jongsten onder ons. Dat je warmte en veiligheid kunt bieden, met op de eerste plaats een luisterend oor, van iemand die deugt. Die peuter wil op het juiste moment een beschermende arm om zijn schouder, in plaats van iemand die alle relevante boeken heeft gelezen maar bij wijze van spreken geen kopje thee weet te zetten. Maar terug naar de gastvrijheidsindustrie, en de camping.
Iedere personeelsadvertentie is leuk om op te stellen, en dat gold zeker voor deze. Maar deze advertentie was dus té leuk en té uitnodigend. Ook dat kan. Het is een top-drie advertentie geworden qua respons ooit, een kleintje in de Volkskrant. Wát een aantallen! En wát een mismatch… Er was niet meer doorheen te ploegen. Dat is opnieuw een bewijs dat de grootte van de advertentierespons doorgaans omgekeerd evenredig is aan de kwaliteit daarvan. Het gaat helemaal niet om de aantallen, die daarentegen toch zo warm worden gekoesterd door bijna iedere opdrachtgever. “Hoeveel?”, was vaak de eerste vraag. In plaats van: “Zit er al iemand tussen?”.
Nou, hier zat helemaal niks tussen. Ik heb het dus op een andere manier opgelost. Want ik herinner me niet alleen nog goed wie er niet heeft gereageerd – een betrouwbare, desnoods potentiële campingbeheerder – , maar vooral ook wie en wat er allemaal wél “tussen zat”, en vooral waarom. Want ik had gevraagd om een korte motivatie. Daarbij heb ik niets gehoord van 24/7 klaarstaan voor de gasten, die overigens consequent als klanten of bezoekers werden geduid. Geen enkele ervaring of affiniteit met een fenomeen als ‘gastvrijheid’.
Wat dan wél? Voornamelijk natuurmensen, die hun liefde voor de Wadden bezongen in plaats van voor de campinggasten, die iedere week in het seizoen de beschikbare accommodatie en haar voorzieningen uitwonen. Die maken van alles vuil, ze maken van alles kapot en ze worden ziek of ongesteld. En dat allemaal op een klein eiland in de Waddenzee. Ik zag wat dat betreft misschien nog wel liever een vriendelijke loodgieter die aantoonbaar het nodige had met kamperen, dan de inmiddels intern bijna iconisch geworden drs. Gitaar, die ook vond dat hij daarom de beste voor de job was.
Zoveel zwevers, zoveel lieve mensen ook. Een camping runnen? Leuk! Maar aan het waarom zijn ze nooit toegekomen.