U kunt zich voorstellen dat ik even niet wist hoe ik het had. Wandelend over een in de late avond bijna verlaten San Marcoplein, kwam ik als vanzelf langs het Palazzo Ducale. En daar hing een levensgrote gevelaankondiging van een veelbelovende tentoonstelling: Van Titiaan tot Rubens, ‘Masterpieces from Flemish Collections’. Een door mij geliefde stijl, waar ik een halve eeuw geleden op de havo nog een werkstuk over had gemaakt. Nu zouden we dat geloof ik een “paper” noemen. Ik zal u de details besparen, die zijn te persoonlijk, maar ik heb er erg veel energie en aandacht aan geschonken, destijds. Ik herinner mij eenzame zondagmiddagen, volop in de boeken en vooral ook voortdurend op onderzoek uit.
En dan hier en nu deze tentoonstelling, zo onverwacht. Maar het meest verrassende, om niet te zeggen voor mij bijna schokkende, was de aankondiging “dat Milia voor het eerst weer was teruggekomen naar Venetië”, waar Titiaan zijn schilderij had voltooid. Die veelbelovende tekst, op prachtige reclameposters voor deze expositie, hing links en rechts op hoeken en in straatetalages dwars door het centrum van de stad. Nu, terwijl ik er was. De eerste keer zónder Milia.
Ik kon niet wachten. De volgende ochtend heb ik – nog steeds – in alle rust en dus op m’n gemak en uiterst nieuwsgierig, ja, dat is het goede woord, de volledige tentoonstelling bezocht. Het schilderij betrof, zoals dat zo mooi wordt genoemd, een moeder met kind. Titiaan, 1558. Ik ben, nogmaals, heel erg no nonsense, maar bij dit soort gelegenheden kan ik het niet laten om tijdsperiodes te delen door 7. Die rekensommen komen altijd uit. Zoals hier, exact 66.
Een moeder met kind. Milia en haar dochter Emilia. Ik bedacht mij dat ik zelden hiervoor de naam van mijn overleden vrouw in het openbaar was tegengekomen. En hier werd hij dubbel genoemd, want Milia was de afkorting van haar doopnaam Emilia. Moeder en kind waren in werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk de minnares en de dochter van Titiaan zelf. Ik begrijp hem.
Dat moest ik na Dick Advocaat, het Ierse Sinn Féin en Donald Trump nog even kwijt over Venetië. U zult het mij niet kwalijk nemen. Dan hebben we het begin en het eind van mijn bijzondere tripje inmiddels wel zo ongeveer met elkaar gedeeld.
LA SUPERBA
Met in het midden Genua, oftewel La Superba. Zoals al eerder opgemerkt een soort bedevaart, met dank aan en op zoek naar (de inspiratie van) Ilja Leonard Pfeijffer. En met dank ook aan Google Maps (zo’n smartphone kan toch z’n waarde bewijzen, ik geef het toe), want anders had ik nooit Piazza delle Erbe in dat mateloos fascinerende Genuese labyrint kunnen vinden. Ik begrijp de liefde van Pfeijffer voor deze stad, alhoewel ik er niet zou kunnen wonen. Dat in tegenstelling tot de stad van één van zijn vroegere kompanen, Gerrit Komrij, die Lissabon had uitverkoren als place to be. Ik ben überhaupt niet zo op Italië. Een oude opdrachtgever van mij wist het mooi te verwoorden. Hij was helemaal gek op dat land, kon boeiend vertellen over Etrusken en Romeinen. Het klimaat, de cultuur; spijs en drank. Maar er moesten geen Italianen wonen, vond hij. Ik ga een heel eind met hem mee.
Maar het ging in Genua niet om mij. Het ging om La Superba, en ‘Brieven uit Genua’ dat ik in mijn koffertje had meegenomen.
In tegenstelling tot Venetië, kwam ik in Genua, dat overigens niet op uw lijstjes mag ontbreken, juist weer wel de nodige toeristen tegen. Er lag dan ook een groot cruiseschip in de haven, die naast de middeleeuwse stad de voor mij grootste attractie in huis had: het scheepvaartmuseum. Genua als het Cork van Italië. Zo zijn al die Ieren, respectievelijk Italianen in New York terechtgekomen. Ze hebben er een prachtige expositie over opgebouwd. Je waant je een emigrant, op weg naar de Nieuwe Wereld. Het lijkt allemaal zo romantisch, maar de werkelijkheid was zoals zo vaak hard, onmenselijk en soms zelfs dodelijk. De parallellen met de nieuwe vluchtelingen liggen voor de hand, zeker in een stad als Genua (Pfeijffer) en worden heel politiek correct dan ook te pas en te onpas getrokken.
Ik heb een literair mini-onderzoekje gedaan, en een paar boekwinkels in de buurt bezocht. Op zoek naar de vertaling van La Superba. Wie? Oh ja, die woont hier geloof ik ergens, is het niet? Ja, Pfeijffer. En in beide gevallen werd ik begeleid naar de planken met toeristische stadsgidsen. Eenmaal moesten ze nee verkopen, en de andere keer stond er waarachtig één exemplaar tussen boeken met plattegrondjes, museumgidsen en over de geschiedenis en geologie van Genua. Werk aan de winkel, Ilja!
Maar goed, Piazza delle Erbe. Een heel authentiek stadspleintje dat vol staat met terrassen en dat door mijn Lonely Planet werd afgeraden om in de avonduren te bezoeken, maar wel jarenlang domicilie heeft verleend aan Pfeijffer en als zodanig prominent deel uitmaakt van zijn werk. Zijn afbeelding staat dan ook ingeklemd tussen twee brandende kaarsen in de etalage van een etablissement ter plekke. Maar de grote schrijver heeft inmiddels samen met zijn muze een ander onderkomen gevonden in de buurt van de basiliek, zoals hij zelf zegt.
Het ga(at) hem goed.

Toeval bestaat niet Ton, volgens mij blijft Milia sowieso in jouw nabijheid.
LikeLike
For ever and ever, Hans 😉
LikeLike