“Vuilbekken”. Dat stond er boven de wekelijkse column van Tommy Wieringa, afgelopen zaterdag in NRC.
Als ik op zaterdag mijn bed uitkom, of beter gezegd nog een paar minuten daarvoor, dan verheug ik mij op die column. Het is, na het zetten van een pot koffie en het smeren van een paar broodjes, het eerste wat ik die dag doe. Een zekerheidje, misschien wel een ritueel. Tommy Wieringa. Niet alles wat de man schrijft is wat mij betreft buitengewoon lezenswaardig, inspirerend en helemaal raak, maar hij weet de tijdgeest doorgaans wel goed te treffen.
Daar heb je kunstenaars voor nodig, zo leerde ik al zo ongeveer in het tweede jaar van de havo. Een muziekstuk, schilderij of boek. Het zijn maar voorbeelden. Of zoals in dit geval een reeks van columns. Vaak kun je die verschillende uitingen, waar dan ook ter wereld gecreëerd, naast elkaar zetten. Dan herken je dat ze elkaar versterken en – inderdaad – wat te zeggen hebben. Ze kijken niet zozeer achterom, al lijkt het daar vaak wel op, maar vooral vooruit. En met nog maar een klein beetje eigen fantasie weet je vervolgens waar “we” naar toe gaan. De voorspellende waarde.
Ik ben dat sindsdien nooit vergeten, werd vaker dan zomaar regelmatig bevestigd door de gang der dingen en ik haal die wijsheid hier en nu aan. Politici, bestuurders, professionals of wetenschappers laten ons niet weten wat er maatschappelijk aan de hand is of wat er allemaal nog aan zit te komen. Dat is voorbehouden aan anders begaafde mensen. In diezelfde krant en op diezelfde dag heeft Youp van ’t Hek ook een column. Ook een cabaretier past zeker in dat rijtje uit de alinea hierboven. Hij wordt trouwens stukken beter gelezen dan Tommy Wieringa.
“We leven in de bloeitijd van de vloek en de vervloeking. Nederland blijkt een uitermate geschikte voedingsbodem voor de woekering van vuilbekkerij. Nergens ter wereld wordt zoveel gescholden en gevloekt.” Aldus Wieringa.
Toen ik gisteren de hond uitliet, werd ik zelf weer eens ondersteboven gescholden. Want hij liep niet aan de korte lijn naast mijn benen, maar genoot van de vrijheid die ik hem gaf. Mensen, en niet alleen die eeuwige ‘wielrenners’ vinden dat maar niks; ze zijn bang of anderszins. Misschien willen ze alleen maar zeuren, schelden en mopperen, daar houd ik het gemakshalve (?) op. De volksaard, weet u wel. Want mijn hond is bijna perfect onder controle, hij doet niets verkeerds en gaat op afstand aan de kant als ik dat tegen hem zeg. Maar toch moet ik hem vasthouden. Niet gewoon gezegd, maar vol verwijten en beledigingen mijn kant op geslingerd. Dat gaat van homo, via sukkel en vuile idioot tot eikel. Zomaar, terwijl er niets aan de hand is. Ja, er loopt een hond los in het buitengebied van dat toch zo gemoedelijke, Brabantse land.
Sinds een half jaar ben ik weer druk in het proces van werving en selectie. Ik kom daar hier nog wel in wat breder perspectief op terug, maar werkelijk de allereerste reactie op de allereerste afwijzing van de allereerste sollicitant, was er één van woede, verwijt en hevig gezeur. Zuigen in plaats van communiceren.
Sinds die eerste afwijzing, heb ik een wereld over me heen gekregen. Dertig jaar ervaring, maar dit was in zijn volle omvang en hevigheid toch echt nieuw. Sollicitanten, en volgens hun cv niet de eersten de besten, die achteraf (altijd achteraf) bijvoorbeeld vinden dat ik de verkeerde vragen had gesteld en erger. Er is van alles mis met mijn manier van afwijzen. Of die sollicitant die me niet serieus neemt, omdat ik te weinig volgers op LinkedIn heb. Roept u maar. Met aan de andere kant ook zoveel complimenten, meer dan ooit. Van ‘een fantastisch gesprek, waar naar mij werd geluisterd en waar ik helemaal mezelf kon zijn’ tot ‘eindelijk een recruiter die doorheeft waar het om gaat in je carrière’. (Terwijl ik helemaal geen ‘recruiter’ ben, maar dat terzijde.)
Wat ik bedoel, en waarmee ik dit afsluit, het is altijd zo vreselijk zwart of zo oogverblindend wit. De nuance ontbreekt. En iedereen roept maar wat hem of haar voor de bek komt. Bij het uitlaten van je hond of na een carrièregesprek. Geen vragen en geen twijfel. Wel altijd meningen. De ravijnen van verschil, op ieder gebied in de samenleving. Rijk/arm, winnaar/verliezer, dom/slim, jong/oud, goed/slecht. Het zijn altijd splitsingen, rechts of links, de weg door het midden is geblokkeerd en loopt even verderop dood.
Kortgeleden heb ik het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch aan de muur gehangen. Ook zo’n kunstenaar. Ik herkende het, en heb het uitgeschreeuwd.
