ZOMAAR EEN RUSSISCH EI

Iedere zaterdag. Het was zoals dat heet ‘vaste prik’. Om 12.10 uur kwam hij de zaak binnen. Grijze regenjas, dikke krant onder zijn arm. Bril, een vriendelijk maar bescheiden lachje als begroeting. Ietwat gespannen keek hij vervolgens snel naar ‘zijn’ tafeltje, helemaal achterin. Was dat inderdaad nog vrij? Zoals altijd was die plek inderdaad nog vrij, want de lunch was sowieso nog niet echt begonnen. Zaterdag. Hij spoedde zich werkelijk naar die tafel en zijn zitplaats op het bankje tegen de muur. In de hoek hing een grote, ingelijste spiegel, reden waarom we die tafel “spiegel” noemden. Dan wisten we waar de bestellingen die uit de keuken kwamen met “spiegel” naar toe moesten.

De regenjas ging uit, en werd achteloos naast zich gelegd of soms over de stoel tegenover hem. Gek eigenlijk, want daar was geen automatisme in. Na 44 jaar realiseer ik mij pas, dat dat waarschijnlijk te maken had met de (verwachte) drukte in de zaak. Dan was de tafel gebrandmerkt als de zijne. Nee, hij had liever niemand naast of tegenover zich.

Terwijl hij de krant openvouwde, zorgde ik ongevraagd dat zijn eerste genever (dus een oude) op een keurig en schoon viltje voor hem stond. Het glas beslagen. Je hoorde hem bijna grommen van tevredenheid. Sigaret aangestoken, de voorpagina omgeslagen en een flinke slok. Ik gaf hem tien minuten. Daarna bracht ik zijn tweede borrel. Een kort knikje als dank, boven de krant die breed was opgeslagen en bijna de tafel vulde. Dikke brillenglazen. Hij bleef roken. Zeven minuten later zocht ik voorin de zaak zijn blik. En jawel, wij ontmoetten elkaar en hij gaf een klein knikje tussen de wolken sigarettenrook door. Dat was voor mij het moment om de keukenbon te schrijven, met daarop ‘Spiegel’ vet onderstreept: Russisch Ei.

Een klassieker, in verschillende interpretaties

De bel rinkelde. Zijn Russisch Ei was klaar, met toast. In 1977 was dat trouwens gewoon wit. Natuurlijk had ik gezorgd dat zijn plekje inmiddels was ingedekt, waarbij wij evenmin een woord wisselden. Stoïcijns zat hij de krant te spellen, die hij dan wel eventjes moest verschuiven. Anders was er geen plek voor de papieren placemat. Gelukzalig vouwde hij snel de krant op als ik hem zijn gerecht serveerde. Ik nam de bijna volle asbak mee en bracht hem een schone. Was alles naar wens? Hij knikte weer, of zei zoiets als een ja. Dat weet ik niet meer zo precies als de rest. Maar duidelijk was wel, iedere week, dat hij aan het genieten was. Zijn zekerheidje op de vroege zaterdagmiddag. Of het was de start van zijn weekeinde, die hij gepast wilde vieren. Ik denk aan een wetenschapper, iemand die verbonden was aan de universiteit. Een intellectueel, misschien wel een schrijver.

Dat Russisch Ei werd min of meer aangevallen. Ik hield de voortgang van deze lunch nauwgezet in de gaten, ondanks inmiddels mogelijke drukte elders in de zaak. Want hij was mijn gast, nee: onze vaste gast. Daar zorgde ik goed voor. Als zijn bord bijna leeg was, schonk ik een kop koffie, die ik met een klein kannetje koffiemelk en twee verpakte suikerklontjes op een passend, dunhouten dienblaadje had gezet. Dat geheel, met een voorverpakt koekje op het schoteltje of los op het dienblaadje – ook dat weet ik niet meer zo precies, sorry – zette ik op de plek van zijn lege bord dat hij zelf al aan de kant had geschoven. Hij knikte weer vriendelijk, en stak snel de zoveelste sigaret op.

Ik maakte de rekening in orde. Want die koffie was altijd heel snel op. Terwijl hij naar zijn regenjas reikte en die vervolgens gehaast aandeed, legde ik het bonnetje op tafel. Ik noemde het bedrag. Hij betaalde. Cash, met een kleine tip tot een rond bedrag. Bijna net zo anoniem als dat hij was gekomen, vertrok hij nu ook weer. We knikten naar elkaar toen we elkaar passeerden bij de tafel. Begrip heeft niets met woorden te maken.

Herinneringen. Waarom nu juist deze, ‘after all those years’? Ik weet het niet, maar ik koester ze wel. Ze verschijnen spontaan, letterlijk in geuren en kleuren. En stuk voor stuk, maar niet chronologisch. Als complete, op zichzelf staande hoofdstukjes van het boek dat Je Leven heet. Het zijn meestal fijne dingen. Belevenissen. Ervaringen. Ontmoetingen. Dan reken ik vaak wel even door, want ik was toen dus ongeveer 23 jaar. Horeca. Het bedrijf van je ouders. Vangnet na een te snelle carrièrebreuk. Wist ik veel. Maar zo ontzettend veel geleerd! Die man was een vijftiger. Als hij nog in leven is, dan moet hij nu dus tegen de honderd lopen. Zal wel niet.

Ervaringen, en die terughalen. Zo exact mogelijk. Tijd en uur. Bij gelegenheid ga ik terug naar de fysieke plek, waar dan ook. Sta ik weer voor de deur of de poort van een bedrijf, als die of dat er nog is. En dan ga ik naar binnen, als het even kan. De samen-leving van de tijd. De omstandigheden. Hoe deden we dat. Nee, hoe deed ik dat toen? En waarom? Wat vond ik leuk, en wat heb ik als vervelend of ergerlijk, en een enkele keer zelfs als verschrikkelijk ervaren. Hoezo? Hoe en waarom ben je geworden wie je bent. En soms ook: wat doen die mensen nu? Beleef de verhalen opnieuw, en probeer ze te interpreteren. Met de wijsheid van nu, zoals dat zo mooi wordt genoemd. Letterlijk en figuurlijk een plekje geven. Bij ‘een plekje geven’ hoort dat mensen, dingen en zaken op hun plaats vallen. I love it!

Dat boek gaat veel verder. Het is een encyclopedie in vele delen. Een naslagwerk. Ik ben er heel zuinig op, en raadpleeg die dikke boeken opmerkelijk vaak. Het maakt me gelukkig, en geeft me rust.

Wat vind je eigenlijk zelf?

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.