Over de arbeidsmarkt doen de meest uiteenlopende theorieën al jaren de ronde. Het komt overigens altijd op hetzelfde neer, want het is gewoon/ongewoon een kwestie van vraag en aanbod. De stand van de conjunctuur maakt daarbij als enige het verschil, de rest is cosmetisch. Werken bij-sites, uitjes, een bedrijfskroeg, harde arbeidsvoorwaarden, de auto uitzoeken in de showroom en dat we met z’n allen toch zo’n gezellig team hebben. Verzin daar in de loop van de jaren de meest uiteenlopende varianten op, en je hebt het plaatje te pakken.
Ik prijs me gelukkig dat ik nog altijd actief ben in die arbeidsmarkt. Daarom kan ik er ook over oordelen, alhoewel ik zoals bekend nog maar weinig aan werving doe. Dat is welbewust, want wat wél verandert is de manier waarop we met elkaar omgaan. Hoe we communiceren – en vooral langs welke weg – , wat inmiddels als normaal en gebruikelijk wordt ervaren in een sollicitatieprocedure en zeg maar gerust de set van normen en waarden daarbij (wat is dat toch een stoffig begrip geworden, ‘normen en waarden’), is helemaal anders dan letterlijk en figuurlijk in de vorige eeuw. Jongere mensen, en dan bedoel ik – optimistisch, maar grofweg – tot aan een jaar of 45 (!), kunnen nog maar heel moeilijk begrijpend lezen. Iedereen weet het, maar het heeft links en rechts enorme, maatschappelijke consequenties. Ook op de arbeidsmarkt.
‘DIE VENT IS GEK’
Niet alleen vacatureteksten, maar vooral ook de sollicitatie-interviews moeten allemaal anders. Dat is die hier eerder aangehaalde anekdote van zeker langer dan tien jaar geleden. Dikke HBO’er, marketingfunctie. Een jaar of 28. Ik vroeg of ze nog meer ijzers in het vuur had. Ze begreep mijn vraag niet. Nou, zei ik, dan formuleer ik het anders: heeft u nog andere pijlen op uw boog? Daar zat natuurlijk aan mijn kant een glimlach achter, want ik wilde gewoon weten of ze nog meer sollicitaties had lopen. Maar deze kandidaat vroeg zich inmiddels af waar de nooduitgang was. “Die vent is gek.”
Dat is er niet beter op geworden. Wél platter, meer standaard en minder wellevendheid. Kreten in plaats van zinnen. Icoontjes in plaats van inhoud.
Als ik contact heb met de mensen achter professionele vacaturesites, dan leggen ze me uit dat ik mijn teksten beter kan vergeten. Er moet een videootje bij, een podcast, een fotoserie. Lekker chillen op de bank, om uit te leggen dat het werk geen werk is. Dat is niet meer terug te draaien en op een gegeven moment doe je niet meer mee met je functiebeschrijving. En al helemaal niet met een paar functie-eisen. Als ik dan rustig en weloverwogen opmerk dat ik geen sollicitanten hoef die te beroerd zijn om nog wat te lezen of zich anderszins (ook al zo’n moeilijk woord) een beetje voor te bereiden, dan valt het stil aan de andere kant. Dat bezorgt mij geen teleurstelling, maar opnieuw een glimlach. Ik heb er ook geen vragen meer bij. Het is goed zo. Laat iedereen doen wat iedereen doet. Maar gun mij mijn vrijheid.
Maar goed. Eigenlijk wilde ik een stukkie schrijven over een hele beloftevolle kandidaat. Twintiger. Nederlands, zelfs helemaal uit Brabant. Technisch opgeleid (MBO, bescheiden), maar precies in de gewenste richting. Die kwam op mijn bord via LinkedIn, net als bijna zo’n honderd anderen. Maar die kwamen uit de hele wereld, vooral Sri Lanka, Griekenland, India, Bulgarije, El Salvador, Pakistan en een enkeling uit de Baltische staten. De door mij geplaatste advertentie was overigens in het Nederlands opgesteld, met de aanvullende opmerking (plaatsing op LinkedIn, weet je wel) dat je in deze job wél goed Nederlands moet kunnen verstaan, lezen en spreken. Niet alleen hier maar ook daar, ‘who cares’?
Maar dit was er één. Hé, LinkedIn werkt! Goed gesprek, echt waar. Het paste aan alle kanten. Beiden positief. Maar toen het salaris aan de orde kwam, waren we ineens snel klaar. Hij had zo’n 50% op zijn huidige salaris gezet, waarmee hij ook volledig aan de salarisschalen van zijn potentiële nieuwe werkgever voorbij galoppeerde. Dat was hij toch wel waard, met zijn gerichte opleiding en ervaring? Het kwam er op neer dat als “ze” hem wilden hebben, er grof betaald moest worden. Immers, de krapte op de arbeidsmarkt. Vraag en aanbod dus.
SLAPPE KNIEËN
Ik neem die knaap niets kwalijk. Dat geldt niet voor zijn omgeving, en vooral voor zijn vader. Want hij had mij verteld dat die zeker vond dat hij dat wel kon vragen, “in deze tijd”. Ook in zijn vriendenkring werd hem verzekerd dat het allemaal schaars is, en dat zo’n salaris best wel moest kunnen. Allemaal niet erg, maar hij kon nu niet meer terug. Dan zou hij publiekelijk slappe knieën tonen. Hij hield dus zijn poot hartstikke stijf en de baan, een hele verbetering op werkelijk ieder ander vlak dan de platte euro’s, ging niet door. Andere tijden en, daar is-ie weer, de waan van de dag.
Wat moet je hier nou als werkgever mee? Ik leen deze maar even van Klaverblad Verzekeringen: “Als je maar lang genoeg gewoon blijft, word je vanzelf bijzonder”.