De spirit van Amerika. Dat fotootje bij mijn vorige blog, dat stond op m’n nachtkastje in het Packwood Hotel. Om daar te komen heb je wel een goede reisgids nodig, anders rijd je er zomaar voorbij. Dit nostalgische hotel, waar ooit Theodore Roosevelt in de kamer naast mij heeft geslapen, ligt namelijk niet langs de doorgaande weg. In Packwood, of all places. Twee keer gasgeven en je bent door het dorp heen. Vergeet dus niet af te slaan naar Main Street, jawel, en parkeer je auto voor nummer 104. Dan ben je er. Om allerlei redenen zeer de moeite waard, en het was – Hollanders! – ook nog de goedkoopste nacht van vier weken.
Dit hotel wordt gerund door een bejaard echtpaar. Inmiddels is alleen de vrouw des huizes over. Ze vertelde mij dat haar man nog maar één been over heeft, en er ook overigens beroerd aan toe is. Kanker. Terwijl de dokter een jaar of langer heeft volgehouden dat hij gewoon last had van ‘suiker’. Maar dat was het dus niet, “en toen moest zijn been eraf”. Ze begon te bidden, in de ontvangstkamer naast haar privékantoortje, die tevens dienst doet als “lobby”, koffiehoek, zitkamer, internetcafé, televisieplek, ontbijtruimte (als je tenminste zelf iets te eten hebt meegenomen), pianobar, leeshoek, bibliotheek en wachtkamer.
Zelf was ze inmiddels ook moeilijk ter been. Nou is Packwood Hotel met negen kamers natuurlijk helemaal niet zo groot, maar doe het maar. Deze mevrouw kon dan wel niet meer zo mobiel zijn – haar kleinzoon zou haar en haar man morgen voor een controle naar het ziekenhuis in Portland brengen, met de auto – , maar ze was vastbesloten om “nog een jaar of tien, vijftien” door te gaan. De kinderen wilden niet dat ze het zou verkopen. Trouwens, wat zou ze anders moeten doen? Ze ontmoette hier allerlei interessante gasten op doorreis, waarbij ze luchtigjes verwees naar de foto van Roosevelt die op haar schoorsteen stond.
Het hele jaar open, 24 uur en zeven dagen per week. Altijd klaarstaan voor de gasten. Nee, de deur gaat daar ’s nacht niets op slot. Op mijn vragende blik bevestigde ze dat ze in 25 jaar nog nooit iets van criminaliteit of ander geweld had meegemaakt. En ze wees naar een la in haar bureau op het privékantoor, waar haar revolver was opgeborgen. Ze kon zich beschermen, voor het geval dat. Maar ze raadde me wel aan om mijn kamer af te sluiten. Dat gaat daar trouwens nog gewoon met een conventionele sleutel. Maar het slot werkte niet (meer). Toch hebben we ons geen moment onveilig gevoeld tijdens ons verblijf. Schone lakens, lekker het raam open bij gebrek aan een airconditioning. Maar zo warm wordt het toch niet in Washington State.
Die avond moest ik nog even het internet op. Mail en zo. Maar ik had amper verbinding gemaakt, of de hoteldeur zwaaide open. En daar stond ze, midden in die ontvangstkamer. Rangerhoed op, spijkerbroek en stevige schoenen. Ogen als kolen. Weelderige, blonde haren. En een spraakwaterval van de eerste orde: Teresa Schoeffel. Ze was een “flagger”, en misschien was ik haar die middag zelfs wel voorbijgereden. Ze moest het verkeer op een doorgaande weg in de buurt van Mount Rainier regelen. Stoppen en weer laten doorrijden vanwege wegwerkzaamheden, waardoor slechts één rijbaan over was gebleven. Aan de andere kant van die bouwplek stond dus haar collega flagger. Ja, de accu’s kunnen wat capaciteit betreft alleen ’s nachts de verkeerslichten sturen. Die waren trouwens kapotgegaan, dus het was nog een heel gedoe. Maar gelukkig zat haar dienst erop.
Teresa, een jaar of zestig, was overgekomen uit Port Angeles, aan de rand van het Olympic National Park waar ze woont. Dat ligt een uur of drie, vier rijden van Mount Rainier. Niks aan de hand, maar wel net iets te ver om iedere dag op en neer te rijden. Ze hadden Packwood Hotel voor haar geboekt. Zo kon ze wat centen bijverdienen, maar volgende week of zo zou haar baan er vanwege de aankomende sneeuwval vanzelf mee ophouden. Dan worden de wegen voor maanden afgesloten. Zij bleek een boek te hebben geschreven, onder meer over het onmenselijke beleid van de nationale parken om ondernemers van hun land te sturen, als ze toevallig binnen de grenzen van zo’n park gevestigd bleken te zijn. Ja, het betrof haar eigen familie. Ooit zo succesvol. Ze liet me wat foto’s uit haar boek zien, met haarzelf nog als klein kind op zwartwitkiekjes.
Natuurlijk heb ik ter plekke dat boek van haar – ze had één exemplaar in de auto liggen – , gekocht, met nota bene een persoonlijk geschreven opdracht.
Teresa ging maar door. Plezierig, eerlijk, zeer onderhoudend. Een warme vrouw. Maar ik stop hier even. Maar wat bedoel je dan met dat vreselijke “Mothafuckah”? OK, klopt. Nou, dan komt er morgen, of overmorgen, een tweede deel. Daarin wordt alles uitgelegd. En dan zet ik ook nog wat toepasselijke foto’s op Flickr. Ga ik nu snel naar Feyenoord kijken, de eerste keer dit seizoen. Kijken of ik vanavond wat dat cluppie betreft m’n gelijk kan halen.
Tot binnenkort!
