Typisch, of misschien wel helemaal niet. Bezig aan een serie over onze reis dwars door Canada, kom ik in zeven weken niet veel verder dan twee afleveringen. Ik schuif het vervolg iedere keer op, en wil ook nu eigenlijk liever iets schrijven over opnieuw een fantastische televisieavond bij de VPRO. Zomergasten met Nina Jurna, journalist met een hart. Hoe fijn, mooi, leerzaam, ontroerend, verhelderend, spannend en fascinerend kan die beeldbuis toch nog altijd zijn! In het geval van Zomergasten de laatste paar jaar dus ook ondanks Janine Abbring. Ze blijft te licht vallen voor dit format.
Ook gisteravond weer bestond ze het om op de meeste subtiele momenten haar gast te onderbreken met een stompzinnige vraag. Dan valt de magie dus weg, omdat Abbring kennelijk vindt dat ze ook mee moet doen. Dan wil ze demonstreren dat ze kritisch is, dat ze echt een paar vragen in huis heeft.
Wat de avond des te mooier maakte, was de keuze van Jurna voor de aansluitende film. Central do Brasil, over een vrouw die, tegen betaling, op het centraal station van Rio de Janeiro hele persoonlijke brieven schrijft voor analfabeten (die ze vervolgens niet op de bus doet). Zo ontmoet ze een jongetje, die wanhopig op zoek is naar zijn vader. Het leidt er toe dat ze met hem meegaat, op reis door dat onmetelijke land. Een mooi thema, maar des te gevoeliger omdat ook Jurna een kwart eeuw op zoek is geweest naar haar vader. Kortom: prachtig. Het is een grondrecht om je afkomst te weten en te kennen, aldus Nina Jurna.
Ik heb even nagekeken dat slechts 350.000 kijkers dat hebben meegekregen. Een nog veel kleiner aantal mensen zal Central do Brasil hebben uitgezeten, want die duurde tot ver na middernacht. Morgen weer naar de baas. Zo verhef je het volk dus nooit. Ik kan het ook nu niet laten: meer dan anderhalf miljoen mensen – bijna vijf keer zoveel – hebben op diezelfde avond zitten kijken naar Studio Sport.
Maar ik wil hier dus niet over schrijven. Die serie moet af. Deeltje drie dus maar. We waren gebleven in de regen van Winnipeg. Ondanks de weersomstandigheden een hoogtepunt. Daarna werd het alleen maar minder, om verschillende redenen. Verder westwaarts wordt het per honderd kilometer meer toeristisch, en als je Calgary voorbij bent wordt Canada – zoals eerder opgeschreven – steeds meer een pretpark. Toeristen, en nog meer toeristen. Die gaan allemaal naar British Columbia. Zo pakken ze even de Canadese Rockies mee om in de file vast te komen zitten voor Lake Louise, nadat ze hun reisje in het overvolle Vancouver zijn begonnen. Waar ze ook weer zullen eindigen. Punt. De kortgebroekte hordes, voer voor Ilja Leonard Pfeijffer.
Zelf wil ik eigenlijk nog even terug naar het Manitoba Museum in Winnipeg, met een veelzeggende, vaste expositie over de Hudson Bay Company. Hudson’s Bay Company (HBC) is ontstaan in Manitoba, en is het oudste bedrijf van Canada. Met een goudgerande, lange geschiedenis van pionieren, heel hard werken en inspelen op de (internationale) marktvraag en -ontwikkelingen. HBC snapte dat eeuwenlang als geen ander. Handel in beverbont, het moest ergens beginnen. Trek gerust de parallellen met de nootmuskaat van de VOC, helemaal aan de andere kant van de wereld. Maar de VOC bestaat niet meer. Dat lijkt ook steeds meer op te gaan voor HBC, die niet geheel toevallig juist die dagen in het Nederlandse nieuws kwam. De warenhuizen staan onder druk, tegenvallende omzetten. Geen wonder.

Zelf zocht ik, eenmaal aangekomen in Calgary, een nieuw horlogebandje omdat mijn bestaande kapot was gegaan. Men verwees mij naar de lokale vestiging van HBC. Hartje stad, triple AAA. Daar ligt het niet aan. Wel aan de mensen. De service, vriendelijkheid, dienstbaarheid en prijs. Er klopt helemaal niets van. Er wordt niet over nagedacht, en dus kun je maar beter je boodschappen online doen. Maar via het internet wordt onderweg mijn bandje niet vervangen.
Na wat zoeken in zo’n (nog altijd) enorm warenhuis, kwam ik uiteindelijk terecht op de afdeling waar je als HBC nou precies die toegevoegde waarde kunt leveren die de klant verwacht, en waar hij dus ook maar al te graag voor wil betalen. Maar die afdeling was dicht. Ben om 16.15 weer terug, zo stond er op een bordje te lezen. Dan wacht ik wel een half uurtje, dacht ik in mijn naïviteit. Genoeg te zien hier. Maar wat er ook gebeurde, ook om 16.15, de horlogebalie ging niet open. Gevraagd aan een mevrouw van een tegenoverliggende afdeling, werd mij kortaf en zonder dat ze me ook maar even aankeek meegedeeld, dat zij daar niet over ging, dat ze het dus ook niet wist en dat het een buitenbedrijf was dat die “service” verleende. Ik moest gewoon wachten.
Ben na een paar uur teruggekomen en verdomd, er was bezetting. Een jonge Mexicaan, die zodra hij begreep dat ik uit Nederland kwam begon te vertellen over het verleden, de (transfer-)waarde en de toekomst van de PSV’er Hirving Lozano. Let maar op, zo voorspelde hij met de hand op zijn hart, over een paar weken lees je dat Lozano voor Napoli gaat voetballen. Hij wist het zeker, ondertussen priegelend aan mijn horloge. Zo passeerden niet alleen de Nederlandse, maar ook de Engelse voetbalcompetitie uitgebreid de revue. En natuurlijk de Mexicaanse voetbalteams, en hun verschillen. Leo Beenhakker bij Club América; hij had prachtige verhalen in huis. Een aparte, maar ook zeker amusante ervaring. Maar daarvoor was ik niet naar HBC gekomen.
De nieuwe tijd. Waarin Hudson’s Bay Company het niet zal gaan redden. Een buitengewoon imposant verleden, maar geen toekomst. Nieuwe mensen die niet snappen waar ze mee bezig zijn, op uiteenlopende niveaus dwars door zulke ondernemingen. Zoals zo vaak. Ook in Canada.