De krant die ik voor me heb, kopt dat de burgemeester van Den Haag met moskeeën gaat praten. Helemaal goed, denk ik in mijn naïviteit. Zeker in een stad als Den Haag, met een stukje buitenland in de vorm van de Schilderswijk. Daar zijn zo vaak problemen, daar kraait het oproer. Daar zie, hoor, ruik en voel je 24 uur per dag de faliekante mislukking van de multiculturele samenleving. Daar wil je niet zijn. Onveilig, onprettig, onvriendelijk ook. Dat ligt allemaal in elkaars verlengde. Oorzaak en gevolg. Maar ik ben dan ook maar gewoon een blanke Nederlander, met een Joods-christelijke opvoeding en achtergrond.
Dat Jozias van Aartsen, die zich eerder immers niet van zijn beste kant heeft laten zien op dit terrein nu nog eens een keer helderheid wil verschaffen in de manier waarop we hier met elkaar omgaan, kan ik alleen maar toejuichen. Er is voldoende aanleiding toe, na vorige week woensdag. “Parijs” kan gemakkelijk Den Haag worden. Of Amsterdam. Maar gelukkig doet burgemeester Van der Laan daar hetzelfde. Want de burgers zijn ongerust. Ook andere bestuurders en politici richten zich tot het volk. Die onrust is nergens voor nodig, zeggen ze. Er komen extra veiligheidsmaatregelen, zo lees ik. “Het is van belang dat we in deze tijd in gesprek zijn en blijven.” Goh.
Maar die kop dekt een omgekeerd verhaal. Het blijkt dat moslims zich niet veilig zouden voelen. Nee, het gaat helemaal niet om de witte Nederlanders. Juist de moskeeën moeten worden beveiligd, zo lees ik even verder. Er liggen scenario’s klaar, waar, aldus de woordvoerder, we niet alles over mogen weten.
De wereld op zijn kop.
Het gevaar en de dreiging komt niet van witte Nederlanders. Die plegen geen aanslagen op instellingen en gebouwen. Die moorden niet vanwege geloof, laat staan omdat iemand een tekeningetje heeft gemaakt. Die willen ook niet sterven als “martelaar”. Witte Nederlanders doen niet aan gijzelingen. Terreur en de “heilige strijd” zijn begrippen die in Nederland zijn ingevoerd; het hoort niet bij onze cultuur. Vreedzaamheid en tolerantie, hard werken in vrijheid, ondernemerschap en presteren. Je eigen geld verdienen. Maar ook zoiets als “gezelligheid”. Hoe Nederlands wil je het hebben? Of is dat inmiddels Oudhollands?
In dit land zijn daders van overheidswege al te vaak slachtoffer. Ze zijn zielig. We moeten er begrip voor hebben, en natuurlijk ook respect. Onder het mom van een volstrekt doorgeslagen politieke, maar ook maatschappelijke correctheid faciliteren we onrecht. En als je er als individu wat van vindt, laat staan dat je er wat van zegt, of schrijft, of over tekent, dan ben je al snel een fascist. Dan word je buitengesloten, weg van die keurige Nederlandse moraal. Dan zit je te roeren in de weke onderbuik van de samenleving. Dat mag niet, vindt “men”. Dat is dan die overgrote meerderheid van de Nederlanders. Denkt “men”.
De werkelijkheid is, dat diezelfde overgrote meerderheid dat gedrag van theedrinkende burgemeesters en zo helemaal beu is. Wij zijn een volk dat in principe vindt dat je de inbreker in je huis met een eind hout de deur mag uitslaan. Ja, dat is ook een metafoor.
Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat we dat in de praktijk ook gaan toepassen. Ben ik voor geweld? Natuurlijk niet. Maar je mag niet inbreken. Net zo goed dat je zoveel andere dingen ook niet mag. Zoals bedreigen, oproepen tot haat, onderdrukken, discriminatie (ook niet van andersdenkenden) of het verbieden van vrije expressie. En ik vind ook dat je, net als in Amerika, jezelf mag verdedigen. Daar heb je trouwens ook een ongeschreven wet die drie basisdingen van iedereen verlangt: je spreekt de taal, je houdt je hand niet op voor een uitkering en je valt je buren niet lastig. Drie eenvoudige afspraken om samen te leven. Hou je je niet aan één van die regels, dan heb je een probleem. In Nederland kom je ze gewoon alle drie niet na, en je wordt in bescherming genomen, geholpen én begeleid. Koste wat kost.
Op die rekening-courant wordt alleen maar bijgeschreven, en bijna niks afgelost. Dat kan natuurlijk niet goed blijven gaan.
