Waarom roept een hond, in dit geval een herder, zoveel afkeer op? Is het de grote stad, waarin ik tegenwoordig met een zekere regelmaat verblijf? Zijn het de vele mensen, die nergens meer tegen kunnen wat niet in hun eigen kraam te pas komt? Of is het gewoon overal een mening over hebben en die eveneens overal en altijd luidkeels laten horen? Het wordt voor mij een verschrikking. Ik durf amper nog met mijn vriend de straat op te gaan, want dan… Gelukkig ben ik een nachtmens, en misschien is dat wel juist daardoor zo gegroeid. Want dan kom je amper nog mensen tegen. Goddank. Laat me.

Het kan geen toeval meer zijn. Ik weet het en u weet het: zo’n beestje moet plassen en schijten. Waar we met z’n allen onze mond vol hebben over terug naar de natuur, biologisch en groen (de koeien van Albert Heijn en Campina staan jaarlijks minimaal 120 dagen zes uur in de wei, en niet alleen maar te grazen), vinden veel mensen het natuurlijke gedrag van een hond onuitstaanbaar. Daar helpt geen zak aan. En als baasje zul je dat weten ook. Ik herhaal: een verschrikking. De keren dat ik werkelijk verrot word gescholden zijn niet meer op de vingers van één hand te tellen. En waarom? Zeg het maar, iedere aanleiding kan een reden zijn. De lantaarnpaal, de platte band van een verroeste fiets, de gevel van een groot en onpersoonlijk gebouw. En als ze niet schelden, dan kijken ze wel. Met een blik die slechts gevoed wordt door haat.
Zoals mijn dochter ooit mooi heeft opgemerkt: “Ik ben geboren in een huis met een hond, en ik zal sterven in een huis met een hond”. Datzelfde geldt voor mij. Dus laten we helder zijn; ik lever mijn hond niet in. Nooit. Met andere woorden, ik leef al 64 jaar met om mij heen één of meerdere honden. Maar de toename van deze bittere haat op straat, in woord, gebaar en vooral ook in lichaamstaal en dodelijke blik, is voor mij nieuw. Diezelfde straat, in deze grote stad, die wordt misbruikt voor een levendige handel in alle mogelijke drugs, waar de honderden lachgaspatronen achteloos tussen de klinkers zijn weggetrapt, waar de blikjes energiedrank niet te tellen zijn en de lege pizzadozen en hamburgerverpakkingen, sigarettenpakjes en peuken bij iedere stap ook al niet te missen zijn, maar waar je hond niet tegen de lantaarnpaal mag pissen. Opmerkingen, woede en verwerping. Zouden steeds meer mensen gewoon graag ruzie willen uitlokken, “linksom of rechtsom”? Is het dat misschien? Of ben ik het zelf die dat gedrag oproept, om welke reden dan ook, en heeft het niet of nauwelijks met mijn hond te maken? Is het mijn baard, de verkeerde bril op het verkeerde moment?
U begrijpt, ik zoek ook maar een verklaring voor vreselijk gedrag ‘onder de mensen’. Hoe gelukkig ik kan worden van een normaal praatje, met gewone mensen, over alledaagse dingen. Terwijl de hond net zo gewoon naast je staat, of zit.
Pff, even niks. Even rustig zitten op een bankje, aan de rand van het water. Een briesje. Met de hond aan de korte riem, want anders is het dat weer. Maar, bijna tegelijkertijd, op een ander bankje, een paar meter verderop, neemt een stel plaats. Voordat de man goed en wel is gaan zitten, voegt hij mij met kennelijk benodigde stemverheffing dreigend toe dat ik wel mijn hond bij me moet houden.
Een verschrikking. Ik ben opgestaan en gegaan. Mensen.
Wat is dit voor een land, waar zoveel lieden een grote bek opzetten over niks? Waar je veel te vaak en op de gekste momenten in het defensief wordt gedrongen? Waar je je dus te pas en te onpas moet verdedigen. Zijn we met te veel, is het cultuur, stress of ongeluk?
Dan maar domweg gelukkig in Ierland.
Dat is altijd nog beter dan het naspelen van Michael Douglas in Falling Down. Toch al weer van 25 jaar geleden. Maar alles gebeurt in Amerika eerder, toch?
Toen ik terugkwam van mijn te korte verblijf op dat bankje, las ik onder een kop koffie dit ‘Lunchinterview’ van Rinskje Koelewijn met psychiater Esther van Fenema in de NRC van twee weken geleden:
… een verstoorde interactie tussen de mens en zijn omgeving. We kunnen niet meer normaal reageren. Niet op elkaar en niet op onze leefomgeving. Dat komt door ons eigen gedrag. Zoeken we te veel prikkels op, hebben we te weinig écht contact, zorgen we niet meer voor elkaar?
Nee, toeval bestaat niet.
We zijn verleerd om op een “normale manier” met elkaar te communiceren, alle “contacten” lopen via social media. Ik heb Facebook er een jaar geleden uitgeflikkerd omdat ik “ziek ” werd van alle zogenaamde “over gelukkige” individuen. Fake geluk en onzin op dit medium, als ik tegen iemand zeg dat ik niet meer op Facebook zit kijkt men je aan alsof je van een andere planeet bent. We zitten vol met vooroordelen over anderen, en reageren ook op deze wijze naar elkaar. “Die herder zal wel gevaarlijk zijn dus rot op met dat beest”. Als je de moeite neemt om gewoon met elkaar te praten, dan kom je er vrij snel achter dat het vooroordeel dat je hebt niet gegrond is. Zo gaat het eigenlijk altijd, en ontstaat er wederzijds begrip.
LikeLike
Dank voor je empathie, Ard 🙂 . Het klopt natuurlijk wat je schrijft, het lijkt niet alleen simpel, het is het ook. Beter luisteren, beter kijken en niet altijd alleen maar iets hardop vinden. Maar die eenvoud in de communicatie is verdwenen, en of het ooit zal terugkomen? Die schrijf ik bij bij mijn grootste zorgen over deze samenleving.
LikeLike