Sport heeft alles van doen met de maatschappij. En omgekeerd. De spiegel van onze samenleving is topsport, of wat daarvoor moet doorgaan. Laten we maar zeggen: sport op het hoogste niveau. En dan gaat het niet alleen om de prestaties. Ook gedrag, samenwerking en beleving gaan op de straat en in het veld hand in hand.
Dan belooft de afgelopen week weinig goeds. Dat spijt mij. Van de vijf voetbalclubs die Europees al mochten aftrappen, zijn er nog maar twee over. Eén met de hakken over de sloot en één als troostprijs. De rest is uitgeschakeld door ploegen zonder enige naam of faam.
Pak zou zo’n PSV. Komt AC Milan op bezoek. Ongetraind en zonder enige wedstrijd in de benen. Het gaat om plaatsing voor de Champions League. Dat is ook voor een club als AC Milan toch een heel belangrijk circus. Maar qua voorbereiding leek het dus helemaal nergens op. Is dat nou arrogant? Of zijn ze zo professioneel, en dus goed geïnformeerd, dat je in de voorbereiding op wéér een zwaar seizoen beter nog even rustig aan kunt doen omdat PSV, lees: een Nederlandse club tóch helemaal niets voorstelt? Ik vrees het laatste. Want ik weet zeker dat ze op Milanello goed weten waar ze mee bezig zijn.
Dat neemt niet weg dat je hoe dan ook kwetsbaar bent als je op die manier aan het spelletje begint. En een zekere hoogmoed vraagt om een afstraffing. Dat was ook wat Mark van Bommel probeerde uit te leggen voor de microfoon van Jack van Gelder. Het gelijkspelletje, 1-1, zou zeker niet genoeg zijn. Wat een gemiste kans. Je had moeten doordrukken. Nu of nooit meer. Later in het seizoen krijg je zo’n mogelijkheid niet, als PSV. Zo’n tegendoelpunt is dodelijk. Had dan op 0-0 gespeeld. Enzovoort, enzovoort. Guus Hiddink noemt dat gogme.
Pak nou zo’n Jack van Gelder. Die vond dat Van Bommel negatief was. Het zijn toch van die leuke, jonge honden. Nederlanders ook. Ze doen zo hun best. Het is fris en fruitig. Leuk ook om te zien. Speels. Dapper. Enzovoort, enzovoort. Daarmee de Nederlandse voetbalmening vertegenwoordigend. Van Bommel, die honderd jaar de absolute top van zijn sport heeft beleefd, stond erbij en luisterde ernaar. Met een mooie, herkenbare blik in zijn ogen. Een winnaar. Nee, natuurlijk, hij wil niet als negatief en pessimistisch worden weggezet. Maar het is geen kermispotje. Het gaat toevallig niet om de leuk, maar om plaatsing voor een heel prestigieus toernooi dat onvoorstelbaar belangrijk is voor PSV en het Nederlandse voetbal.
We knuffelen onze talenten dood. Onze voetballertjes en onze kinderen. We vergeten te sturen, en vinden alles (veel te) goed. Formidabel, kunstzinnig, slim en verrassend. Grote klasse, prima, uitstekend gedaan.
Daar word je niet beter van. Af en toe aangeven, door mensen die er verstand van hebben – stijliconen, godfathers, rolmodellen en de echte vedetten in hun sport – waar je je kunt verbeteren, dat je net even iets anders had moeten doen en beter niet zus of zo kunt reageren, dat is inmiddels not done. En de jochies zelf, ook al hebben ze verloren, vinden tot overmaat van ramp vooral ook zelf dat ze het goed en uitstekend hebben gedaan. Let wel: bij verlies. Nederland. Dat land dat de losers toejuicht tijdens een oranje overwinningstocht door de hoofdstedelijke grachten.
Het moet wel leuk blijven.
Tot besluit het honderdjarig bestaan van dezelfde club, PSV. Groot feest, alles erop en eraan. Je zou zeggen, dat moet worden gevierd met een klaterende overwinning op zo’n cluppie dat net komt kijken “op dit niveau”. Dan is PSV even Milan en Cambuur PSV. Snapt u het nog?
Het verschil tussen Milan en PSV is alleen dat er niet gewonnen wordt. Zelfs niet die ene keer in honderd jaar dat het eigenlijk heel erg moet en kan, alweer. Dat heet mentaliteit, alles of niets, inzet, motivatie. Oftewel de dood of de gladiolen, en met het mes tussen de tanden.
Ik geloof dat de kwaliteit er wel in zit, ook bij andere Nederlandse clubs en, om het verhaal rond te maken, bepaaldelijk in het hele land. Op school, aan de universiteiten. Maar het gogme ontbreekt. Net als die ultieme wil om te winnen. De beste willen zijn, presteren! In plaats van een zes is ook een voldoende.
Dus wordt het verschil niet door ons gemaakt. Het wordt ons opgelegd. Door de winnaars.
Hè, verdorie. Nu is het weer een kritisch stukje geworden. Ik beloof u, de volgende twee keer houd ik het lollig.
