Als je 95 jaar mag worden in relatief goede gezondheid, dan heb je het goed gedaan. Dat geldt zeker voor de zondag overleden Jules Schelvis, en ik bedoel dat in meerdere betekenissen. Zo sterk van geest, zo goed met taal. Een hele grote communicator. De wereld is hem veel dank verschuldigd.
Er zijn van die gebeurtenissen waarover je leest en waarover men vooral praat in de zin van: “Dat mogen we nooit, nooit vergeten”. De weerbarstige werkelijkheid is dan doorgaans dat men 24 uur later het onderwerp van het lijstje heeft geschrapt. Een nieuwe hype, alweer een andere gebeurtenis in welke wereld dan ook (politiek, sport, maatschappelijk…) krijgt voorrang. De actualiteit prevaleert altijd. Maar noemen we juist niet dat “de waan van de dag”?
Jules Schelvis heeft de zeer arbeidzame periode na zijn pensionering, 35 jaar (!) geleden, opnieuw heel hard gevochten, nadat hij in de oorlog niet minder dan zeven concentratie-, werk- en zelfs vernietigingskampen heeft overleefd. Een wonder. Hij heeft er alles aan gedaan opdat we niet vergeten. De verschrikkingen van de Holocaust. Een kamp als Sobibor was al van de kaart, letterlijk en figuurlijk. Maar toch heb ik het vorig jaar bezocht. Dankzij Jules Schelvis.
In Sobibor zijn in een jaar tijd zeker 170.000 mensen, voornamelijk Joden, door de nazi’s vermoord. Onder de slachtoffers bevonden zich 34.313 mensen uit Nederland. Schelvis was één van de achttien Nederlandse overlevenden en de enige van zijn transport van 3006 mensen dat op 6 juni 1943 Westerbork verliet.
Onder de codenaam Aktion Reinhard werden door de nazi’s tussen maart 1942 en oktober 1943 in het Generaal Gouvernement (Oost Polen) twee miljoen Joden uitgemoord. Niet alleen in Sobibor, maar ook in Belzec en Treblinka. Aktion Reinhard was daarmee een van de grootste en gruwelijkste niet-militaire operaties van de Tweede Wereldoorlog.
Schelvis heeft bijna 35 jaar van zijn leven gegeven om de wereld te vertellen, in woord en geschrift, wat er toen aan de hand was. Hoe het gebeurde. De vernederingen, de methodes die de nazi’s gebruikten om untermenschen (…) niet alleen fysiek maar vooral toch ook mentaal te knakken. Om ze vervolgens machinaal te vernietigen. Opdat men niet vergeet.
Ondertussen ben ik in het laatste hoofdstuk bezig van ‘Congo. Een geschiedenis’, het ongelooflijke boek van David Van Reybrouck. En vorige week zag ik toevallig een documentaire voorbijkomen op een Duits satellietkanaal over datzelfde Congo. Waar niets verandert. Hoe het systematisch verkrachten van vrouwen, meisjes en zelfs baby’s tot kunst is verheven. De kunst om te vernederen, de geschiedenis naar je hand te zetten, de oorlog te kunnen winnen. Het gaat maar door. Plunderen en kaalslaan, een volk proberen methodisch uit te roeien. Volgens het boekje. Alles is toegestaan, letterlijk alles.
Schelvis wilde getuigenis afleggen. Hier zijn mensen toe in staat. Terwijl hij stad en land afreisde om zijn schokkende verhaal te doen, om mensen en vooral de jongere generaties te bereiken, probeert men in een gebied dat wordt aangeduid als “Congo” de nazi’s qua gruwelijkheid naar de kroon te steken. Hutu’s en Tutsi’s. Maar in Syrië wordt het weer anders genoemd. Toch zijn het allemaal mensen, aan beide kanten van de scheidslijn die dus alleen in ’s mensens zieke geest bestaat. De ene mens rust pas als de andere mens is vernederd, verminkt, vermoord, opgeruimd. Opdat we niet vergeten.

Meneer Schelvis, u wist ook dat het tot op de dag van vandaag, en dus ook op de eerste dag na uw overlijden, gebeurt. En morgen weer. En volgende week. Het is niet anders. Toch mogen we dat nooit als normaal gaan ervaren, hoe “gewoon” het kennelijk ook wordt. Dag na dag. Mensen zijn er toe in staat. Toentertijd, nu en straks. Het is een vreselijke constatering. Daarom moeten we blijven uitleggen, blijven nadenken, blijven onderzoeken. U heeft gelijk: we mogen nooit zwijgen.
Aan mij zal het niet liggen.
U krijgt het laatste woord: “Onlangs heb ik meegewerkt aan een serie herdenkingsconcerten ‘Er reed een trein naar Sobibor’. Het was een ongekende ervaring om in de laatste fase van mijn leven vijf maal mijn verhaal over te brengen op een zo geïnteresseerd publiek. Aan het slot zong de onovertroffen mezzosopraan Marjolein Niels ‘Urlicht’ van het door mij uitgekozen vierde deel van de Tweede Symfonie van Mahler. Ik stond als aan de grond genageld en dacht aan mijn in Sobibor vermoorde, grote liefde. ’s Nachts hoorde ik in mijn droom haar telkens zingen. Ik sprong uit bed en liet alleen in mijn kamer mijn tranen vloeien”.